Coase op Schiphol

Na geruime tijd volgt hier weer een bericht uit onze langlopende serie Coase is overal, waarin externe effecten geïnternaliseerd en afgekocht worden.

Ooit nam ik met mijn lieve vriendin een binnenlandse vlucht in de VS, waarbij het arme kind een nogal corpulente Amerikaan met vliegangst naast zich trof. De man had ernstige twijfels over het vliegvermogen van ons toestel en die bleken na een tijdje besmettelijk. Vooral vanwege zijn (achteraf wat overtrokken) opmerking we’re all gonna die hadden we misschien toch liever naast een lege stoel gezeten.

Het kan, tegenwoordig. Voor €25 per enkeltje koop je gemoedsrust en wat armruimte op weg naar de vakantie. Geen geld!

Reiziger betaalt 17 procent te veel voor ov

Kijk, met zo’n kop heeft reizigersvereniging Rover meteen onze aandacht. We gaan er eens goed voor zitten, ons verheugend op een degelijk stukje economische analyse. Benieuwd waar die 17% op gebaseerd is. Een mooie maatschappelijke kostenbatenanalyse misschien, waaruit blijkt dat de positieve externe effecten van openbaar vervoer onvoldoende zijn weerspiegeld in de prijs van het product? Of nee, wacht, misschien wordt aangetoond dat de openbaar vervoerders teveel marktmacht hebben en daardoor een prijs zetten die 17% hoger is dan bij volledige mededinging! Of anders een fraai stukje benchmarking waaruit blijkt dat het OV in Nederland 17% duurder is dan in omliggende landen met een vergelijkbare structuur?

Vergeet het maar. Lees het persbericht en huiver:

Tussen 2002 en 2009 stegen de prijzen van het stads- en streekvervoer ruim 17% meer dan de inflatie.

Ja maar. Dat is alles!? Dit slaat natuurlijk helemaal nergens op. Allereerst: waarom 2002? Kies een ander jaar en je krijgt een ander getal. Dit suggereert dat de prijs in 2002 precies goed zou zijn geweest, en vervolgens ook nog eens dat bijvoorbeeld de kostenontwikkeling in het OV sindsdien hetzelfde is geweest als die in de rest van de economie.  Dat zijn twee aannames die volledig uit de lucht zijn gegrepen.

Volksverlakkerij, dat is het.

Gehaktstaaf

ingwinst

De daling van de winst van ING valt nog best mee als je naar bovenstaande grafiek kijkt. Jammer dat er geen hout van klopt. De eenheden verticaal zijn, afgaande op de linker staaf van 1920 miljoen, tientallen miljoenen. De rechter staaf is dan zo’n 900 miljoen lang, in plaats van de werkelijke 71 miljoen.

Natuurlijk wel beter zichtbaar zo, maar met de manier waarop mensen met grote getallen omgaan zou ik het toch niet zo in beeld brengen. (Eerder gezeur over grafieken.)

Mobiel bellen met Skype

Wie mobiel belt betaalt per minuut. De prijs per minuut is veel hoger dan de marginale kosten die de operator daarvoor maakt: die zullen niet veel hoger dan nul liggen. In feite betaalt de beller stukje bij beetje de (vaste) kosten van de aanleg van het netwerk terug.

Dat gaat mis als de beller gebruik gaat maken van Skype, de gratis internet-beldienst. Wie een onbeperkte databundel heeft (€10,- per maand) kan dan kosteloos bellen met zo’n beetje de hele wereld. Dat mag dus niet van de meeste operators, zoals in de VS en in Duitsland. Lobbygroepen willen dat verbod nu van tafel.

Economisch gezien is dit een bekend probleem: een ondernemer moet een forse investering doen en kan die stukje bij beetje terugverdienen als hij het monopolie erover mag houden, maar de techniek laat dat niet toe. Het speelt onder meer bij schrijvers, musici, uitvinders, programmeurs. De oplossing is meestal om dat monopolie juridisch af te dwingen en zo de ondernemer te prikkelen te investeren. Achteraf lijkt het dan optimaal om het monopolie tóch niet af te dwingen, maar daarmee ontmoedig je de volgende investering weer.

In dit geval is het dus onverstandig telecombedrijven te dwingen om hun monopolie op het bellen op te geven. Het zou op korte termijn goed zijn voor consumenten (en slecht voor de aandeelhouders van de bedrijven) maar op lange termijn investeringen verminderen. Er is bovendien al een mechanisme dat ervoor moet zorgen dat het aanbod van mobiele belbedrijven competitief blijft: de concurrentie tussen de vier Nederlandse operators.

De koopzondagen (1)

Er ligt een plan om het aantal koopzondagen in Nederland te beperken. De Tweede Kamer sprak er vorige week al over. Het platform detailhandel is tegen en claimt dat de beperking 20.000 banen kost. Dat getal domineert inmiddels het debat, mede door een advertentie die het platform vandaag laat plaatsen.

Waar komt het getal vandaan? Van het platform zelf, maar op hun site staat geen verantwoording. Om iets over de methode te weten te komen moeten we naar dit interview op BNR luisteren. Jelger Zee van het platform licht daar toe: 1) de achterban vreest 3 tot 4% omzetverlies en 2) elk procent omzetverlies kost 5.000 banen. Het argument dat gemiste omzet op andere dagen wordt goedgemaakt klopt niet, want “op zondag gaan mensen anders winkelen, mensen gaan funshoppen.”

Dit “onderzoek” is redelijk arbitrair en hangt op de natte vinger van de winkelier. Dat de kranten het toch afdrukken toont maar weer eens hoe verleidelijk een getal kan zijn, ook al valt het uit de lucht. Twintigduizend banen, meneer, in deze tijd.

Maar stel dat het klopt, een mogelijkheid die we niet mogen uitsluiten. Zijn die 20.000 mensen dan voor altijd werkloos? Welnee, de consument moet ergens naartoe met zijn geld. De bestedingen buiten de detailhandel groeien, internetwinkels (altijd open!) zoeken personeel, de horeca. De juiste kop is in dat geval, “minder koopzondagen kost 20.000 banen in de detailhandel“. Op langere termijn komt iedereen wel weer onder dak. Maar de langere termijn, dat duurt even, en het is een feit dat het niet handig is om juist nu werkgevers in het nauw te brengen.

Ik snap dat het platform het via de banen speelt, een politiek moeilijk punt in deze tijd. Maar de werkelijke kwestie is volgens mij een andere. Door winkels te verbieden op zondag te openen maakt de regering transacties onmogelijk, transacties tussen volwassen mensen die daar allebei beter van worden. Zondagssluiting is niet alleen slecht voor winkelpersoneel, maar vooral voor de consument. En het zijn de consumenten die over twee jaar de regering gaan beoordelen.

Het welvaartseffect van downloads

Sinds de drieënhalf jaar dat dit weblog actief is zijn er exact 700 berichten op geplaatst. Heeft zoiets zin? Het is maar de vraag of iemand zich er iets van aantrekt wat we schrijven. Maar een (voor mij) belangrijke functie is deze: als er, zeg na drieënhalf jaar, een duur onderzoek verschijnt dat precies hetzelfde zegt als een bericht op deze site dan denk ik tevreden, zie je wel.

Het bericht in kwestie is nota bene het eerste dat ik hier schreef. Lees het nog eens rustig na en vergelijk het dan met dit rapport over downloaden dat vandaag verschijnt bij EZ. De conclusie: niet elke gedownloade file is een misgelopen verkoop, en wie een schatting wil maken van de omzetdaling als gevolg van downloaden moet rekening houden met een dalende vraagcurve.

Het is trouwens een erg leuk rapport, omdat de auteurs ook eens uitgerekend hebben hoe dat downloaden de welvaart nou beïnvloedt. Want er wordt misschien wel minder omzet gedraaid in de platenzaak, maar downloaders krijgen iets voor niets en dat is weer welvaartsverhogend. De conclusie is dat er tegen €100 mln omzetverlies een positief welvaartseffect van €200 mln euro staat.

Dat is een subtiel verhaal, natuurlijk. Downloaden is daarmee nog niet goed voor de economie, zoals de kranten meteen schrijven (alleen de Telegraaf heeft het, in de kop althans, goed). Welvaart is geen BNP en je kunt er geen belasting over heffen, om maar eens wat te noemen. En dan is er nog de kwestie van de artiesten, die uiteindelijk toch ook iets moeten verdienen. Daarvoor moet een nieuw model komen, aldus het rapport, dat meer draait om optredens en branding.

Verstandige woorden in een mooi rapport. Nou die andere 699 berichten nog.

update 22/1: Een rechter in de VS komt met een vergelijkbare redenering tijdens een file-sharing zaak.

Zoekopdrachten en het broeikaseffect

Iemand die Googlet op de zoektermen “broeikaseffect” en “CO2-uitstoot” veroorzaakt zelf 7 gram extra CO2 in de lucht, aldus een recent onderzoek.

Harvard-wetenschapper Alex Wissner-Gross rekende uit wat de gezamenlijke CO2-uitstoot van Googles datacentra zou zijn en deelde dat op het aantal gebruikers. Hij concludeert daaruit dat een keer Google’en evenveel broeikasgas oplevert als het zetten van een halve pot thee.

Dat is allemaal mooi, maar moet ik me hier als individuele gebruiker nu slecht over voelen? Het antwoord is natuurlijk nee, omdat de onderzoeker geen onderscheid maakt tussen de gemiddelde kosten (die hier worden uitgerekend) en de marginale kosten.

Vergelijk het met die andere milieuvervuilende activiteit, een reisje met het vliegtuig. Als ik vandaag besluit geen tickets meer te kopen dan werk ik niet meer mee aan de CO2-uitstoot van vliegtuigen. Tegelijkertijd neemt die uitstoot niet af, omdat het zeer onwaarschijnlijk is dat er door mijn besluit ook maar één vliegtuig minder vliegt. Idem voor zoekopdrachten. Het datacentrum staat er en stoot CO2 uit, ongeacht mijn beslissing wel of niet te zoeken. Het marginale effect is nul. Natuurlijk, als iedereen minder ging zoeken waren er minder datacentra nodig. Maar voor de individuele zoeker is die overweging irrelevant.

Overigens brengt het antwoord van Google nog een belangrijk gegeven in beeld: zelfs al was de marginale uitstoot 7 gram, de vraag is hoe het eerste alternatief milieutechnisch uit zou pakken. Een autorit naar de bibliotheek, misschien?

Vermenigvuldigen

Vertegenwoordigers van de groep 100.000+ (klanten die meer dan een ton bij Icesave hadden staan) zijn naar IJsland geweest. En nu thuis nog eens dat ledenbestand nakijken, want minstens 69 mensen hebben gelogen over hun tegoed bij de IJslandse bank.

De 469 100.000 plus spaarders hadden samen veertig miljoen op de rekening staan. [Trouw] Het gaat om 40 miljoen euro van 469 particulieren [AD], 469 particulieren die bij elkaar nog €40 miljoen tegoed hebben. [Quote]

Belgische splitsing

Wat zijn de economische effecten van het splitsen van België? Dat is een lastige vraag, die zich moeilijk laat beantwoorden in een opstel van, zeg, elf kantjes met een groot lettertype.

Wat niet wegneemt dat er Belgen zijn die het proberen. Lees bijvoorbeeld dit stuk [pdf] van Rudy Aernoudt, die er gisteren de krant mee haalde. Hij plakt bedragen op de belangrijkste kostenposten van een mogelijke splitsing.

De schokkende conclusie is dat zelfs de Vlamingen er bij een splitsing bij inschieten, en wel met €1,25 miljard per jaar. Want hoewel er geen geld meer naar Wallonië moet, zijn er wel degelijk kosten aan de scheiding. Aernoudt voert er maar twee op: een minder efficiënt ambtenarenapparaat (de Belgische ambtenaar wordt vervangen door een Waalse én een Vlaamse) en de schade door het verdwijnen van het merk België.

Dat laatste is opmerkelijk, want gebaseerd op een flinterdun rapport dat wij hier reeds naar de prullenbak verwezen. De €1,75 miljard die het verlies van het merk zou kosten is bovendien niet nodig: waarom Vlaanderen niet België genoemd en Wallonie Belgique?

Ernstiger is dat belangrijke elementen in de uitruil niet op de bon staan. Economen zien de grootte van een land als een afweging tussen schaalopbrengsten en homogeniteit. Die schaalopbrengsten zitten gedeeltelijk in het ambtenarenapparaat, maar ook in productiemogelijkheden en handel. Het is een bekend resultaat dat als de handel vrijer wordt en het verkeer van geld en personen ook, landen gemiddeld kleiner worden. De uitruil verandert dan omdat schaalopbrengsten minder opleveren. Maar EU of niet, elke extra grens beperkt de handel nog steeds enorm. De verminderde handel en productie zijn dan ook de voornaamste verwachte kostenpost voor Vlaanderen. Die zou je eigenlijk niet over het hoofd moeten zien.