Het Godsoordeel

Waar de economische wetenschap al niet goed voor is. Onlangs las ik een paper van Peter Leeson over wat de Engelsen een Ordeal noemen, een woord waarin we het Nederlandse oordeel herkennen.  Het betreft de Middeleeuwse praktijk van het Godsoordeel, waarbij de schuld of onschuld van een verdachte wordt vastgesteld door een test waarin de Almachtige zelf geacht wordt in te grijpen.

Het is makkelijk om onze voorouders op basis hiervan af te schilderen als achterlijk, maar dat blijkt mee te vallen. Het principe werkt als volgt: een man wordt beschuldigd van moord, maar hij ontkent. Enig bewijs ontbreekt. Er wordt dan een iudicium Dei toegepast: de man steekt zijn arm in kokend water, in vuur of iets anders onprettigs. Als hij onschuldig is, zal God hem beschermen; bij schuld zijn de gevolgen als gebruikelijk. Barbaars, niet? En bijzonder onprettig voor de onschuldige, als je weinig vertrouwen hebt in de hemelse interventie.

Het geniale van Leeson is dat hij deze praktijk bekijkt door de bril van het mechanism design. Is het Godsoordeel een effectief mechanisme om de schuldigen van de onschuldigen te scheiden? Het antwoord is verrassend: ja mits iedereen gelooft dat het systeem werkt. Schuldigen kunnen kiezen tussen schuldig bevonden worden, en schuldig bevonden worden met een verbrande arm erbij: zij bekennen.  Onschuldigen geloven zonder schade door het proces te komen en rekenen op vrijspraak: zij doen vrijwillig mee met de proef.

Ah, maar wat als God niet echt ingrijpt? Hoeft ook niet, zegt Leeson. Het mechanisme werkt zo goed dat iedereen die meedoet onschuldig is. De uitvoerende priester kan dus rustig lauw water gebruiken, of goochelen met het vuur zodat er niets werkelijk gebeurt. Hij heeft aanwijzingen dat zulke ingrepen in ieder geval mogelijk waren met de instructies die golden voor een Godsoordeel.

Als de bevolking maar mondjesmaat gelooft in de Goddelijke interventie wordt het lastiger, en moet er af en toe iemand verwond worden. Maar nog steeds geeft het mechanisme dan een redelijke scheidslijn. Tijd voor een herwaardering van onze voorouders? Lees het paper [pdf] hier, en kijk hier voor een krantenartikel dat Leeson erover schreef.

Politieke ontwikkeling, de middenklasse en Noord Korea

De laatste berichten uit Noord Korea geven aan dat het regime druk bezig is met het plukken van de rijkere Noord-Koreanen. Er is een nieuwe munt ingevoerd en per persoon mag maar een beperkt bedrag worden omgewisseld; wie meer had gespaard heeft pech. Dat zijn vooral degenen die profiteerden van recente economische vrijheden:

Om de voedseldistributie te verbeteren besloot het Noord-Koreaanse regime in 2002 bepaalde markten iets meer vrijheid te gunnen. Boeren mochten hun eigen producten verkopen.

Dat dit slecht uitpakt voor de prikkels in de toekomst laat zich raden.

Waar is het regime bang voor? Misschien wel dit: de gebeurtenissen in Noord Korea verlopen exact volgens het patroon dat Daron Acemoglu en coauteurs in dit paper gebruiken om de geschiedenis van West Europa te begrijpen. Die begint als vrijwel alle landen zuchten onder een absolute vorst en de groei maar langzaam verloopt. Dan worden de handelsroutes over zee geopend waardoor plots veel geld verdiend kan worden. In landen waar hierdoor een sterke middenklasse ontstaat volgt daarop een politieke omwenteling: de middenklasse verwerft juridische bescherming van haar bezit en de absolute macht van de vorst wordt beperkt. De instituties die daarbij horen leiden tot hoge economische groei.

De twee meest succesvolle landen maakten op die manier grote ontwikkelingen door: Nederland had zijn Gouden Eeuw en in Engeland ontstond de industriële revolutie. Dat Noord Korea hier geen zin in heeft geeft aan dat het regime niet is geïnteresseerd in welvaart voor zijn onderdanen.

Physics Envy Revisited

Eerder deze zomer liet Thijs zich licht sceptisch uit over natuurkundigen die voorspelden dat de beurs van Shanghai tussen 17 en 27 juli in elkaar zou klappen. Wat is er gebeurd? In die periode steeg de index met 8%. Zaten de heren er dus, zoals verwacht, faliekant naast?

Nou ja, dat ook weer niet. Het schijnt dat de voorspelling eigenlijk was dat de crash zou plaatsvinden tussen 10 juli en 10 augustus, en dat de periode van 17 tot 27 juli slechts de meest waarschijnlijke was. En tussen 4 en 10 augustus klapte de beurs inderdaad met 20% naar beneden. Meer hier.

Physics envy

Al tijden ligt in de achterkamers van deze site een bericht klaar over Econophysics (Nederlands: Econotuurkunde). Aanleiding was dit artikel uit 2006 waarin natuurkundigen beweren een crash op de financiële markten te kunnen voorspellen. Helaas vergeten ze in het stuk melding te maken van de gebeurtenissen een jaar later, maar misschien hadden ze het te druk met hun natuurkundige onderzoek. De eerste auteur is expert op het gebied van lekkende kranen en dat geeft wel ongeveer aan op welke theorie de econotuurkundigen vooral leunen, namelijk die van de emergence en de complexe systemen. En waarom ook niet, het idee dat een instortende beurs net zoiets is als een instortende zandhoop heeft ook wel iets aantrekkelijks.

De reden dat ik het bericht nu van stal haal is de gewaagde voorspelling van een Zwitserse groep Econotuurkundigen dat de beurs van Shanghai in de komende 10 dagen in zal storten. Nou is een precieze voorspelling een geweldige manier om je theorie meteen met de grond gelijk te maken, dus we lopen het risico de komende 10 dagen het einde van de Econatuurkunde mee te maken.

Dat zou jammer zijn, want het hele verschijnsel is een prachtige omkering. In vroeger tijden hadden economen nog wel eens last van physics envy: buien van afgunst ten opzichte van de natuurkunde, die tak van wetenschap waarin het onderwerp zich tenminste schikt in de theorie van de onderzoeker. Tegenwoordig lijken natuurkundigen steeds vaker last te hebben van jaloersheid richting de economen, niet vanwege hun wetenschappelijk succes maar vooral vanwege de mogelijkheden echt geld te verdienen zonder om een beurs te moeten bedelen. En geef ze eens ongelijk. Over tien dagen kijken we of het werkt.

Omnihuis

Wij klagen hier wat af over wat we allemaal in de krant tegenkomen, met natuurlijk als absoluut dieptepunt wat er gisteren gebeurde. Maar heel af en toe zie je een bericht waar je spontaan warm van wordt. In de Telegraaf nog wel, al weer een paar weken geleden (excuus, ik liep er nu pas tegenaan, zie ook hier):

Makelaars in Apeldoorn kunnen bij wijze van proef gebruik maken van een computersysteem dat vraag en aanbod van mensen die hun huis te koop hebben staan aan elkaar koppelt. Het programma maakt een soort ketting van huisbezitters die mogelijk de woning van de ander willen kopen [?¦] “Als ik het huis van de familie Jansen wil, de familie Jansen wil de woning van Verbeek en Verbeek wil mijn woning weer, dan zijn we rond", legt [initiatiefnemer Niek Stevens] uit. "Mis je een van die drie schakels, dan blijft iedereen zitten waar-ie zit." Die schakel kan ook groter worden door meer, bijvoorbeeld zeven, woningbezitters erbij te betrekken.

Briljant. Oplettende lezertjes denken natuurlijk meteen aan de ketens van niertransplantaties waar we het al eens eerder over hadden. In dat geval zijn er echtparen waarvan de een een donornier nodig heeft, de ander die wel afstaan, maar er geen match is tussen de twee. Mevrouw A geeft dan haar nier aan meneer B, mits mevrouw B haar nier afstaat aan meneer C mits mevrouw C haar nier weer afstaat aan meneer A, zodat de cirkel rond is. Precies: qua mechanisme precies hetzelfde. Een team van economen onder leiding van Al Roth heeft daar het een en ander over geschreven en niet in de minste bladen.

Nu is het huizenprobleem natuurlijk anders dan het nierprobleem. In zekere zin is het nierprobleem eenvoudiger: er is maar een beperkt aantal bloedgroepen, zodat ook het aantal nierdonoren overzichtelijk blijft. Het aantal huizen is echter onuitputtelijk, en mensen hebben een voorkeur voor het ene huis boven het ander. Daar staat tegenover dat er bij huizen ook met geld geschoven kan worden, iets wat bij nieren wat gevoelig ligt. Wat me bij huizen wel lastig lijkt is dat de meeste mensen willenverhuizen naar een huis dat groter en duurder is dan wat ze nu hebben, en als dat voor iedereen geldt wordt het natuurlijk nooit wat met die keten.

U ziet het. Onderzoeksmogelijkheden te over. Je schrijft er zo een proefschrift mee vol.

Mooi vak, economie.

Voetbalplaatjes en mechanism design

Persoonlijk heb ik niet bijzonder veel met voetbal, en met het verzamelen van voetbalplaatjes al helemaal niet. Maar goed, Hollander als ik ben sla ik het aanbod van de kassajuffrouw van een zakje plaatjes bij elke 10 bestede euro’s natuurlijk niet af.

Wat blijkt? Er zijn tenminste twee collega’s die de plaatjes wel verzamelen. Inmiddels heb ik al tien pakjes liggen. Daar valt dus geld mee te verdienen. Het ligt voor de hand om de in mijn bezit zijnde plaatjes middels een veiling van de hand te doen.

Maar zo eenvoudig is dat niet. Hoe moet ik zo’n veiling organiseren? Uit de veilingtheorie weten wij inmiddels dat de keuze voor een Hollandse, een Engelse of een veiling bij opbod voor mijn opbrengst niet uit zal maken, mits we hier voldaan aan de voorwaarden van een private value veiling natuurlijk.

Maar de vraag die mij met name bezighoudt is: hoeveel informatie geef ik de bieders? Meer concreet, laat ik ze gewoon bieden op de afgesloten zakjes, of maak ik die zakjes eerst zelf open en laat ik de plaatjes zien aan de bieders? Verschillende collega’s missen verschillende plaatjes in hun album, en als blijkt dat in mijn collectie veel ontbrekende plaatjes zitten, dan zijn ze allicht bereid meer te bieden. Maar goed, als collega A veel ontbrekende plaatjes in mijn collectie ziet en collega B weinig, dan zal B niet veel bieden en zou A dus in staat kunnen zijn de gewilde plaatjes voor een prikje op de kop te tikken. Wellicht is het dan verstandiger om de zakjes maar dicht te laten.

Voor goed onderbouwde tips houd ik mij van harte aanbevolen. Misschien kan ik zelfs een deel van de opbrengst afstaan aan degene die voor mij het optimale mechanisme ontwerpt. Al moet ik dan natuurlijk wel weer eerst verzinnen hoe ik die provisie optimaal vaststel.

Voorspellende economen

Als u de stem van Henk Westbroek uit kunt staan, luister dan eens naar deze column die vanochtend op de radio werd uitgezonden. Strekking van het verhaal is dat het voorspellen van de economische conjunctuur onmogelijk is omdat het veel moeilijker is dan het voorspellen dan de voetbaltoto, en van dat laatste is al bekend dat het heel erg moeilijk is. Onderliggende boodschap: economen, je hebt er niets aan.

Het is te gemakkelijk om Westbroek weg te zetten als beroepsquerulant, want zijn analogie is nog niet zo gek. Natuurlijk is de economie veel ingewikkelder dan de eredivisie (alleen al omdat de economie de eredivisie omvat) en de toto heb ik nog nooit gewonnen. Heeft het dan wel zin om te voorspellen? Een paar dingen, zo uit de losse pols.

  1. Wie één wedstrijd mist heeft de voetbalpoule fout. In de economie is het waarschijnlijker dat missers tegen elkaar weg te strepen zijn. Dat maakt het voorspellen juist makkelijker.
  2. Een economische voorspelling is nooit alleen maar een getal. Er moet ook een verklaring achter liggen. Die verklaring is ook nuttig, als informatie, en geeft de mogelijkheid om achteraf te kijken waar het fout is gegaan.
  3. Grosso modo kloppen economische voorspellingen vrij aardig. Het niet voorzien van de kredietcrisis is echter een grote misser.
  4. Er is geen alternatief. Als we ophouden met voorspellen weten we helemaal niets. Beter aan de voorspelkunde te werken totdat het wel lukt. (Economen doen overigens veel meer dan voorspellen, maar dat wist u al.)

Marginaal en gemiddeld

In het bericht van Marco hieronder is het verloop van de werkloosheid over de tijd te zien. Merk op dat de werkloosheid niet helemaal naar nul gaat. Er is natuurlijk altijd een gedeelte frictiewerkloosheid, maar er is ook iets anders aan de hand. Stel dat je de (structureel) werklozen sorteert op geschiktheid voor de arbeidsmarkt. De beste zal, bij een kleine toename van de vraag, een baan vinden. Dat is de marginale werkzoekende. Als hij/zij de pool van werklozen verlaat neemt daarbinnen de gemiddelde geschiktheid voor de arbeidsmarkt af. De laatst overgeblevenen zijn het moeilijkst aan een baan te helpen.

Dit principe is zeer bekend in verschillende gedaantes. Managers kennen de 80-20 regel en het laag hangende fruit, economen natuurlijk de afnemende meeropbrengsten en wie te laat komt bij het buffet kan nog slechts salade eten.

Het principe geldt eigenlijk zo gauw er selectie plaatsvindt uit een groep met heterogene kenmerken. Landbouwgrond: eerst wordt de goede grond in gebruik genomen, waardoor het marginale stuk grond van slechtere kwaliteit is dan het gemiddelde. Spelers uit de wachtrij: als er op het schoolplein om en om een speler gekozen wordt neemt de kwaliteit in de rij af. En deze kwam ik vandaag tegen: de groep mensen in de VS die nu nóg rookt heeft een veel grotere fysieke verslaving aan nicotine dan degenen die al gestopt zijn.

Het is belangrijk om dit in gedachten te houden bij het maken van berekeningen. Wie bijvoorbeeld voorziet dat een sector over een paar jaar het dubbele moet produceren, zal een onderschatting maken als hij voorspelt dat er dan twee keer zoveel mensen nodig zijn.

Een instabiel evenwicht

In de meeste economische modellen gaan de zaken geleidelijk. Het aanbod een beetje omhoog, de prijs een beetje omlaag, van die dingen. Kleine oorzaken hebben kleine gevolgen.

Maar in sommige modellen gaat het anders: een kleine verandering zorgt voor een cascade van reacties die de hele boel op z’n kop zet. Het gebeurt als er positieve feedback is, vaak in niet-lineaire modellen. In de economische geografie bijvoorbeeld: twee regio’s groeien even hard totdat er een nieuwe weg wordt aangelegd. Nieuwe bedrijven hebben nu opeens een voorkeur voor de grootste regio en vanaf dat moment groeit één regio driedubbel zo hard en krimpt de andere. Het nieuwe evenwicht ontstaat door een kleine verandering.

Leuk onderzoek, ik heb er zelf ook het één en ander aan gedaan. Maar vaak zijn de economische modellen wat ingewikkeld, en hoe leg je zo’n verspringend evenwicht nou eenvoudig uit? Dat is lastig, maar ik heb de oplossing en hij lag vanochtend gewoon op de keukentafel. Dit is ‘m:

04092008319.jpg

Lees verder “Een instabiel evenwicht”

Een kwestie van surplus

Bij een transactie tussen een koper en een verkoper horen drie bedragen: het minimale bedrag waarmee de verkoper genoegen zou nemen, het maximale dat de koper zou willen betalen en de daadwerkelijke prijs. Als de eerste kleiner is dan de tweede dan gaat de transactie door, en ligt het derde bedrag ertussen in.

In dat geval is er sprake van surplus (door de echte econoom uitgesproken op z’n Frans). Producentensurplus is het verschil tussen één en drie, consumentensurplus is het verschil tussen twee en drie. Wat bepaalt de prijs, behalve de twee grenswaarden? Als er geen andere klanten of aanbieders zijn dan is dat een zaak van onderhandelen. Als beide partijen wel alternatieven hebben, dan is er een markt. De prijs wordt dan bepaald door overwegingen van schaarste. Daardoor kan het surplus van één van beide partijen flink oplopen, en dat is een goede zaak.

Deze kleine, theoretische, expositie brengt onmiddelijk het twijfelachtig niveau van dit onderzoek aan het licht. Men is erachter gekomen dat de gemiddelde werkgever een startende HBO’er veel meer betaalt dan het minimum waarvoor die HBO’er aan het werk zou gaan. Het bestaat de onderzoekers zelfs om te concluderen: “Bedrijven laten zich veel te sterk opjutten door de markt”.

De juiste conclusie is natuurlijk dat HBO’ers schaars zijn en dat hun surplus (producenten-, in dit geval) daarom oploopt. Een goede zaak. (Overigens wordt het surplusbegrip vaker niet begrepen, hetgeen zelfs economen boos kan maken. Maar ik houd mij in.)