De loterij voor geneeskunde

Allocatie van schaarse middelen, het lijkt zo saai maar wie kan dit hartverscheurende verhaal van Jaron van de Wardt lezen zonder zich op te winden over zijn lot? Jaron is voor de zoveelste keer uitgeloot voor de studie geneeskunde, en beschrijft de hemeltergende willekeur die opleidingsplaatsen verdeelt over aspirant-artsen.

We leggen er in de Nederlandse economieopleiding niet zoveel nadruk op, maar er is een belangrijke connectie tussen markteconomie en vrijheid. Wie schaarste oplost met vraag en aanbod kan last hebben van hoge prijzen, maar de koper en verkoper hebben hun lot altijd in eigen hand. Wie iets écht graag wil kan het krijgen, desnoods door heel veel andere dingen te laten. Het frustrerende van de loterij is dat de deelnemer is overgeleverd aan de lottoballetjes en niets kan doen om zijn droom te verwezenlijken. Dat dit leidt tot lummelgedrag op de vooropleiding bespraken we al eerder. Bovendien gaat het ten koste van de kwaliteit van onze medische stand, omdat uitgelote studenten hun heil over de grens zoeken.

Helaas voor Jaron geef ik zijn smeekbede onder de huidige minister niet veel kans. Misschien dat hij in het buitenland meer kansen heeft.

Spa rood

Beste mede-Spa-rood drinkers van Nederland. Is er iemand die wakker ligt van het feit dat we op terrassen regelmatig kraanwater met bubbels geserveerd krijgen? Ik in ieder geval niet. Nederlands kraanwater smaakt prima en op deze manier bewijzen we het milieu ook nog een dienst.

Maar vooral dit: wie bubbelwater bestelt op een terras is het vaak helemaal niet te doen om het drankje. De dienst die de uitbater verleent bestaat uit een stoel en een tafel op een aantrekkelijke locatie. Plus wat te drinken. In mijn inschatting is de hoofdmoot van de dienst het eerste element, en niet de consumptie.

Maar dat dat systeem van afrekenen via de drankjes is natuurlijk wel voor verbetering vatbaar. Zie onder meer hier.

Physics envy

Al tijden ligt in de achterkamers van deze site een bericht klaar over Econophysics (Nederlands: Econotuurkunde). Aanleiding was dit artikel uit 2006 waarin natuurkundigen beweren een crash op de financiële markten te kunnen voorspellen. Helaas vergeten ze in het stuk melding te maken van de gebeurtenissen een jaar later, maar misschien hadden ze het te druk met hun natuurkundige onderzoek. De eerste auteur is expert op het gebied van lekkende kranen en dat geeft wel ongeveer aan op welke theorie de econotuurkundigen vooral leunen, namelijk die van de emergence en de complexe systemen. En waarom ook niet, het idee dat een instortende beurs net zoiets is als een instortende zandhoop heeft ook wel iets aantrekkelijks.

De reden dat ik het bericht nu van stal haal is de gewaagde voorspelling van een Zwitserse groep Econotuurkundigen dat de beurs van Shanghai in de komende 10 dagen in zal storten. Nou is een precieze voorspelling een geweldige manier om je theorie meteen met de grond gelijk te maken, dus we lopen het risico de komende 10 dagen het einde van de Econatuurkunde mee te maken.

Dat zou jammer zijn, want het hele verschijnsel is een prachtige omkering. In vroeger tijden hadden economen nog wel eens last van physics envy: buien van afgunst ten opzichte van de natuurkunde, die tak van wetenschap waarin het onderwerp zich tenminste schikt in de theorie van de onderzoeker. Tegenwoordig lijken natuurkundigen steeds vaker last te hebben van jaloersheid richting de economen, niet vanwege hun wetenschappelijk succes maar vooral vanwege de mogelijkheden echt geld te verdienen zonder om een beurs te moeten bedelen. En geef ze eens ongelijk. Over tien dagen kijken we of het werkt.

Belasten zonder excess burden

Belasting heffen is om twee redenen vervelend. Behalve dat geld afstaan van zichzelf al niet leuk is, verstoren belastingen ook nog eens het efficiënte evenwicht. Neem de vermogensbelasting: door die heffing passen mensen hun gedrag aan en sparen ze minder dan ze eigenlijk van plan waren. Dat is niet efficiënt.

Beter zou het zijn om de spaargelden pas achteraf te belasten. Dus eerst aankondigen dat de vermogensheffing nul is, en een jaar later toch belasting heffen. Dat is nog steeds vervelend, maar de excess burden is eraf. Jammer dat je zoiets maar één keer kunt doen. Als het al lukt.

De Nederlandse fiscus, die plots geïnteresseerd is geraakt in buitenlandse tegoeden, komt dicht bij dit ideaal. Eerst de klanten de indruk geven dat ze hun geld zonder heffing in Zwitserland kunnen parkeren, en daarna dreigen met boetes zodat ze het alsnog aangeven. Als de Zwitsers meespelen kunnen ze, als de buit binnen is, het bankgeheim in ere herstellen om over een paar jaar nog eens hetzelfde te doen. [Zelfde principe, eerder: hier]

Taxi!

We kunnen er niet onderuit, met de taxichauffeurs weer volop in het nieuws en een herziene aanpak van de minister moeten we het maar weer eens hebben over de taximarkt. Een overzicht van onze eerdere stukken staat hier.

Op het eerste gezicht lijkt de situatie met de taxi’s een typische uitwas van de vrije markt, waar onschuldige burgers de dupe worden van harteloze, op winst jagende ondernemers. Maar van marktwerking is helemaal geen sprake. Zo zitten de chauffeurs vast aan een slecht tariefsysteem waardoor korte ritten en ritten door een file te weinig opbrengen. Het is niet zo gek dat die ritten geweigerd worden (zie hier en hier). Het is een verbetering dat dat tariefsysteem nu overboord gaat.

Essentieel bij marktwerking is verder de vrije keuze van de consument. Die is er bij de “opstapmarkt” kennelijk ook niet; wie zelf wil kiezen uit de taxi’s kan een klap krijgen. De vraag is of het opstellen in slagorde in plaats van in een rij daar veel aan verhelpt. De staatssecretaris zoekt het nu in het verenigen van taxi’s in groepen [pdf] zodat de consument uit minder alternatieven hoeft te kiezen. Voor economen is dat een heel merkwaardig idee: het ideaal van volledige mededinging wordt verplicht vervangen door een oligopolie zodat de klant een beter overzicht heeft van de reputatie van de taxichauffeur. Men hoopt in Den Haag bovendien dat binnen die groepen een beetje wordt gelet op de malafide leden.

Veel slechter dan nu kan eigenlijk niet maar dit plan, met voorzienbaar hogere prijzen, is toch weinig ambitieus. Men legt zich feitelijk neer bij het informatieprobleem dat de klant heeft bij de keuze van een aanbieder, in een tijd dat de ontwikkelingen op informatiegebied razendsnel gaan. Om maar eens wat te noemen: vrijwel iedereen heeft een mobieltje op zak waarmee je de reputaties van, zeg, alle vakantieoorden of restaurants op elk moment kan checken. Waarom dan vasthouden aan die standplaatsen met vijandige groepen chauffeurs? Het kan toch niet moeilijk zijn om met mijn telefoon de dichtstbijzijnde taxi met een goede reputatie uit te nodigen voor een offerte? Of heb ik teveel vertrouwen in mijn mobieltje?

De dronkaard en de straatlantaarn

Maandag was het weer zover. Op een conferentie waar ik verzeild was geraakt begon een spreker de anekdote over de dronkaard en de straatlantaarn te vertellen. Ik moest denken aan mijn jonge jaren als econoom, toen ik me nog wel eens over het hoofd gekrabd heb over dit stuk wijsheid dat zich in steeds iets andere vorm herhaalde. Later bleek dat er twee versies van het verhaal zijn met een (subtiel) andere moraal.

De anekdote: een dronkaard raakt zijn autosleutels kwijt in een donkere steeg. Hij rent naar de nabijgelegen straat en begint te zoeken onder de straatlantaarn. “Maar daar liggen je sleutels toch niet?” vraagt een passant. “Nee, maar bij dit licht kan ik tenminste zoeken” antwoordt de dronkaard.

Het zegt iets over het vakgebied van de economie dat dit verhaal nog steeds van pas komt. U ziet hoe het van toepassing kan zijn op economen met een gebrek aan methoden, of vaker data, die toch iets willen onderzoeken. Ik heb het misschien wel tien keer gehoord de afgelopen jaren.

De andere versie is korter maar venijniger, en gaat meestal over econometrie. Het is meer een opmerking die je af en toe hoort: “hij gebruikt de methode zoals een dronkaard een straatlantaarn gebruikt: voor steun en niet voor verlichting”. Klinkt beter in het Engels, overigens (“support instead of enlightenment”). Een verhaal met dezelfde acteurs maar een iets andere boodschap.

Nu ik er zo over nadenk zijn er wel meer gouwe ouwen te bedenken. Na de klik een mop over economen en managers.

Lees verder “De dronkaard en de straatlantaarn”

De Google barometer stelt teleur

Wat gaat er gebeuren met de economie? De zoektocht voor een leading indicator is zo oud als de conjunctuur zelf. Regerend kampioen is nog steeds het, door het CBS gemeten, consumenten- en producentenvertrouwen. Een vrij lullige maatstaf waarbij statistici aan burgers vragen of ze het een beetje zien zitten. Maar het werkt: kijk op die mooie conjunctuurklok en zie hoe het vertrouwen keurig voorloopt op de rest van de cyclus.

Wie een betere indicator wil hebben moet het gemeten vertrouwen dus verslaan. En daarom kunnen we niet anders dan teleurgesteld zijn in de nieuwe Google barometer. Het idee is charmant (afhankelijk van hun verwachtingen zoeken mensen op andere termen) maar de hoge verwachtingen komen niet uit. Zie hier de barometer versus het consumentenvertrouwen voor de (turbulente) afgelopen vier jaar, in veranderingen:

googleconsvert

Groen = Google, blauw = CBS. Natuurlijk is het wel netjes van Google dat ze de mogelijkheid aanbieden om hun index direct te vergelijken. Maar voorlopig stap ik niet over.

Heb vertrouwen

We zijn inmiddels dus zover dat de Tweede Kamer een minister ontbiedt om te controleren of autoverkopers de sloopsubsidie van de overheid wel helemaal doorgeven aan hun klanten. Kan het nog lang duren voordat de kamer zelf de autoverkoop maar ter hand neemt omdat de private partijen er niks van bakken?

Beste parlementariërs, heb vertrouwen. Ik weet dat uw geloof in marktwerking is geschaad maar dit zal echt nog wel goed komen. Zolang de consument goed oplet en de handelaren geen kartel vormen wordt de subsidie, naar rato van vraag- en aanbodelasticiteit, netjes verdeeld onder de partijen. Dat de klant niet alles krijgt is een gevolg van de oplopende aanbodcurve en geen nationaal schandaal.

Internetheffing: een heel slecht idee

Deze dagen schrijven de kranten over twee voorgestelde heffingen op specifieke producten. De ene kennen we al een tijdje, de heffing op harddisk-recorders en MP3-spelers die muzikanten schadeloos moet stellen voor illegaal gekopieerd werk. In onze archieven staat waarom dit een slecht idee is (1,2,3). Het nieuwe voorstel is een heffing op internetgebruik, deze keer om kranten te helpen de digitale revolutie te overleven.

Beide heffingen zijn gebaseerd op hetzelfde idee en kennen hetzelfde probleem. Het idee is dat sommige consumenten het werk van anderen gebruiken zonder te betalen, door middel van een nieuwe technologie. Een heffing op die technologie moet het onrecht bestrijden, maar het probleem is onnauwkeurigheid: ook gebruikers die niets verkeerd doen betalen mee.

Uit fiscaal economisch oogpunt zijn er twee overwegingen bij dit soort heffingen. Ten eerste wil je, als je besloten hebt dat een belasting nodig is, zoveel mogelijk de gebruikers laten betalen en de niet-gebruikers vrijstellen. Daarom grijpt men naar de heffing en niet in de algemene kas. Dat sommige niet-gebruikers toch meebetalen is jammer, maar dat geldt bijvoorbeeld ook voor de wegenbelasting: ik betaal mee aan wegen waar ik nooit van mijn leven op zal rijden. Anders wordt het als vrijwel iedereen in Nederland een gebruiker is, dan wordt een heffing inefficiënt. Dat was bijvoorbeeld het geval bij het voormalige kijk- en luistergeld. Als iedereen een televisie heeft, is controleren op het bezit ervan onnodig duur.

De tweede overweging is de verstoring die een heffing introduceert. Door de hogere prijs van internet zullen minder mensen een abonnement nemen, en dat leidt tot welvaartsverlies. De elasticiteit van van de vraag bepaalt hoe groot dit verlies is.

Er zijn drie redenen waarom een heffing op internetgebruik een slecht idee is. Ten eerste komt het, net als het kijk- en luistergeld, neer op een heffing voor vrijwel iedereen. Een aparte heffing is dan niet efficiënt. Ten tweede is te verwachten dat de vraagelasticiteit, en dus het welvaartsverlies, vooral hoog is bij mensen die het meeste baat van nieuws via internet hebben: de arme Nederlanders. Maar het belangrijkste probleem is volgens mij dit: het argument voor de heffing is gebaseerd op de maatschappelijke taak van kranten om de samenleving (en vooral de overheid) te controleren. Daarom zijn de gebruikers van het gestolen nieuws ook niet alleen diegenen die de krant op internet lezen, maar alle burgers van Nederland. Een heffing op alleen de internetgebruikers is dan niet rechtvaardig.