Slepen met goud

In de film Léon werkt de gelijknamige huurmoordenaar in New York voor de Italiaanse maffioos Tony. Behalve zijn opdrachtgever is Tony ook de bank van Léon: zijn loon bestaat uitsluitend uit een tegoed bij Tony. Omdat hun relatie al lange tijd bestaat is het tegoed aanzienlijk, maar Tony bezweert dat het vermogen op ieder moment opeisbaar is.

Er gebeurt nogal wat in de film, maar mij staat onder meer bij dat de opmerking van Léon dat hij overweegt zijn geld op te nemen, voor de nodige spanning zorgt. De kijker krijgt het vermoeden dat vertrekken uit New York, met het verdiende geld, voor Léon niet echt tot de mogelijkheden behoort.

Onder de straten van die stad, in kluizen die een aardbeving kunnen weerstaan, lag tot voor kort meer dan de helft van de Nederlandse goudvoorraad. De afgelopen maanden is in het geheim 122 ton, iets minder dan de helft van ons tegoed, naar Amsterdam verscheept. De redenen (een betere spreiding en een mogelijk positief vertrouwenseffect) zijn niet heel overtuigend en makkelijk onderuit te halen. Het angstige vermoeden bestaat dat DNB gezwicht is voor politieke druk op basis van samenzweringstheorieën.

Aan de andere kant, het goud is alleen van Nederland als we ook echt in staat zijn om erover te beschikken, wanneer we dat willen. Mocht blijken dat we met de Amerikanen een soort van Tony-relatie hebben, dan zou dat een heel ander licht op de zaak werpen. De enige manier om uit te vinden hoe de verhoudingen echt liggen, is af en toe het tegoed opeisen. Dat houdt de relatie gezond en ontzenuwt geruchten over samenzweringen. Amerikanen die er boos over worden, kunnen worden verwezen naar deze gouwe ouwe van Ronald Reagan.

Helaas is het Nederlandse goud misschien wel het kleinste onderdeel van onze relatie met de Amerikanen, of de andere bevriende naties waar we economisch verkeer mee hebben. Nederland had in 2013 een overschot op de lopende rekening van zo’n €60 mrd – dat is 15 keer de waarde van het verscheepte goud, die we in dat jaar toevertrouwden aan buitenlanders. De kans is groot dat we dit jaar weer een dergelijk bedrag aan tegoed in het buitenland opbouwen, en volgend jaar weer.

Het is een prettig feit dat we genoeg vertrouwen in onze tegenpartijen hebben om zulke kredieten te geven. Internationale handel en kapitaalverkeer maken de wereld, en zeker Nederland, rijker. Als dat vertrouwen af en toe de bevestiging van een vrachtwagen met goud nodig heeft, is dat de moeite meer dan waard.

Vragen voor Larry Summers

Deze vrijdag kan de Nederlandse econoom gaan luisteren naar één van zijn meer beroemde vakbroeders uit de VS: Lawrence H. Summers (zie de filmscene; familie van en van; en het schilderij). Hij spreekt dan de Tinbergenlezing uit op de Nederlandse Economendag. In plaats van een verslag ter plekke, zoals vorig jaar, kijk ik dit jaar vast vooruit naar de lezing.

De reden: we weten al wat Summers in Amsterdam gaat zeggen. Het moet wel heel raar lopen als zijn lezing niet grotendeels gaat over het onderwerp waarover hij bijna een jaar geleden voor het eerst sprak: secular stagnation, of hoe de uitval van vraag leidt tot een stilvallen van de economische groei. Symptomen: lage investeringen, minieme inflatie, lage rente, hoge werkloosheid. Daarmee kun je Europeanen goed om de oren slaan: zie bijvoorbeeld op deze video (ca. 14:40) hoe Larry de heren Schäuble en Padoan onder handen neemt, recent bij het IMF.

Zijn aanbeveling is even simpel als controversieel: oppeppen die vraag, met monetaire middelen en, als die zijn uitgeput, door te investeren met geleend geld. Onder de huidige omstandigheden verdient een goede investering (bijvoorbeeld in infrastructuur) zichzelf makkelijk terug, en stimuleert ook nog eens de groei. Uiteindelijk is dit een hoopvol verhaal, want het stelt dat de huidige lage groei niet wordt veroorzaakt door een lage potentiële groei: er is een manier om weer uit de put te komen.

Het is een mooi betoog en Summers is een prettige spreker. In combinatie met zijn sterk Keynesiaanse boodschap, die er bij het Nederlandse publiek doorgaans goed ingaat, lopen we het risico op een kritiekloos applaus. Daarom nu vast wat kritische vragen.

1. Investeren in infrastructuur is het tovermiddel voor landen die te maken hebben met stilval. Maar neem bijvoorbeeld Spanje, een land dat wel wat stimulatie kan gebruiken. De reden dat het land in de touwen hangt, is juist een overinvestering in infrastructuur in de jaren voor de crisis. Moeten we daar nog meer van doen? En moet Italië, om een andere klant te noemen, echt meer gaan lenen om weer te groeien?

2. De Duitse infrastructuur is een stuk slechter, en Duitsland is in een positie om de beurs te trekken. Maar er is wellicht een reden dat de Duitsers zo op de centen zijn. Niet vanwege die nationale inflatie-angst, maar vanwege de dynamische budgetrestrictie: de demografie van Duitsland is buitengewoon ongunstig en sparen voor de oude dag gebeurt slechts sinds een jaar of tien.

3. Investeren doe je waar de marginale productiviteit het hoogst is. Sinds kapitaal makkelijk de wereld over kan, gaat het Europa uit, op weg naar opkomende landen of de VS. Pleit Summers eigenlijk voor het weer afsluiten van het vrije kapitaalverkeer, zodat onze besparingen verplicht lokaal worden ingezet?

Fed-beleid en het buitenland

Van het een kwam het ander en zo zat ik ineens in een zaal in Washington te luisteren naar de Per Jacobsson lecture. Het was bij het IMF, en zo bezien was het verrassend dat de spreker Stanley Fischer was, en niet zijn co-auteur. Ongepland bovendien, ik zat nog in de zaal vanwege iets anders, maar wie gaat er weg als één van de groten het woord neemt? Helemaal als hij net is toegetreden tot het bestuur van de machtigste centrale bank ter wereld, en in het publiek Janet Yellen en Paul Volcker begroet?

Stil zitten en meeschrijven dus. Het verhaal (hier integraal te lezen) sprak mij als niet-Amerikaan bijzonder aan, want het betrof de effecten van het monetair beleid van de Fed op economieën buiten Amerika. Als de Fed de rente verhoogt, stijgt de rente in Europa mee. Waarom? Omdat tussen de twee gebieden kapitaalverkeer plaatsvindt, zie het Mundell-Fleming model.

Meer aansprekend wellicht: als het monetair beleid in de VS ruim is, stroomt het geld de wereld in, op zoek naar rendement. Gaat de geldkraan weer dicht, dan leidt dat niet zelden tot een crisis ergens in de rest van de wereld. Zie bijvoorbeeld de Azië-crisis van 1997. In zijn voordracht beschreef Fischer hoe de Fed hier tegenaan kijkt. Interessant, want de Amerikaanse centrale bank staat op het punt om het ruime beleid van de afgelopen jaren af te ronden.

Het was een verrassend simpel standpunt: kort samengevat hebben crises in de rest van de wereld de aandacht van de Fed, omdat ze via een omweg weer tot economische tegenwind in de VS kunnen leiden. Verdere gebeurtenissen die niet van belang zijn voor de Amerikaanse economie, worden geheel buiten beschouwing gelaten.

Dat klinkt hard, maar Fischer stond erop dat het mandaat van de Fed niet anders te lezen valt. Zoals voorheen is de dollar is hun munt maar ons probleem. Er zijn nog wel wat verzachtende omstandigheden. Zo gaat de rente in de VS alleen omhoog als de economie goed op stoom is. Dat is een omgeving waar de rest van de wereld ook van profiteert. Fischer beweerde zelfs dat hij in zijn tijd als president van de Israëlische centrale bank liever een verkrappende, dan een verruimende Fed zag.

Maar ik kon me ook niet aan de indruk onttrekken dat Fischer in deze zaal, vol met buitenlandse monetaire autoriteiten, een mooi staaltje tough love te zien gaf. Door van tevoren aan te kondigen dat de wereld geen hulp hoeft te verwachten, creëert hij maximale waakzaamheid bij de overige centrale bankiers. Dat is vrijwel zeker de optimale strategie voor de Amerikanen, zelfs als ze stiekem wél om de rest van de wereld geven.

Applaus na afloop, ook van de buitenlanders in de zaal. Ik stond op, en twee rijen voor mij deed de enorme figuur van Paul Volcker hetzelfde. Foto!

thijs_and_paul

Meer Jean Tirole

Eigenlijk kent het Nobelcomite de prijs altijd toe aan één concrete bijdrage en niet aan verzameld werk. Bij Tirole ligt dat anders; hij krijgt de prijs in feite omdat hij zo ontzaglijk veel bijdragen heeft geleverd. De wetenschappelijke verantwoording van het Nobelcomite heeft 52 pagina’s nodig om al die bijdragen op te sommen. De draai die daar aan wordt gegeven? Zijn belangrijkste bijdrage is nu juist om aan te tonen dat waar het regulering en mededingingsbeleid geldt, er geen algemene regels zijn en dat de details van de specifieke industrie er toe doen. Slim. (Zie bijvoorbeeld Wolfers in de NYT).

In de NYT ook een mooi artikel over de relevantie van Tirole voor de internetecon0mie, met overzicht van ’s mans werk over  two-sided markets, plus een kort maar lezenswaardig interview. De man blijft bescheiden:

I should pay attention to what I know and not talk more just because I won a Nobel Prize [?¦] I’m worried that my new state might mean that people take everything I say seriously.

In het Nederlands valt er weer weinig zinvols te vinden over de prijs. Het bericht van het ANP is nogal pijnlijk. De persdienst haalt de onvermijdelijke Sylvester Eijffinger aan:

,,De grote verdienste van Tirole is het monumentale werk ‘Industrial Organisation’ dat hij schreef samen met Jean-Jacques Laffont”, zegt Eijffinger. ,,Dat gaat over een vakgebied dat daarvoor niet bestond.”

Tja. Ten eerste heet het boek net even anders, ten tweede is het niet geschreven met Laffont, want dat was dit boek, ten derde is het boek in feite een enorm literatuuroverzicht, dus nogal curieus om te beweren dat “het vakgebied daarvoor niet bestond”. Laten we maar hopen dat hij verkeerd geciteerd is. Het FD doet een poging maar lijkt te suggereren dat Tirole zou vinden dat “het verbieden van kartels vaak meer slecht doet dan goed”. Quote van de dag:

Dat klinkt allemaal misschien wat vaag, te meer omdat Tirole niet altijd even gemakkelijk te lezen valt. ‘Ik snap zelfs zijn dankwoord niet’, bekent een krantencollega die ‘The Theory of Corporate Finance’ in zijn boekenkast heeft staan.

Overigens kwam de berichtgeving op deze site over de Nobelprijs wat trager op gang dan u van ons gewend bent, waarvoor excuus. Uw reporter-van-dienst zat ten tijde van de bekendmaking namelijk middenin een promotie die ging over, nou ja, marktmacht en regulering (gefeliciteerd, Peter!)

Het is Jean Tirole!

Inderdaad, zoals (nou ja, toch deels) voorspeld, gaat de Nobelprijs dit jaar naar Jean Tirole, onwaarschijnlijk productief en invloedrijk, de allerbelangrijkste exponent van het vakgebied Industrial Organization, en auteur van minstens drie standaardwerken, over industriele organisatie, speltheorie en regulering. Dat hij de prijs krijgt is geen verrassing. dat hij hem nu al krijgt, op de ongewoon jonge leeftijd van 61, misschien meer. Officieel krijgt hij de prijs voor “market power and regulation”. Dat laastste suggereert dat Jean Jacques Laffont zou hebben meegedeeld als hij nog geleefd had.

Het schijnt dat Tirole meer dan 100 academische papers heeft (en bepaald niet in kinderachtige bladen), en meer dan 80.000(!) citaties (zie hier). Uiteraard heeft het Nobelcomite zelf weer uitstekende informatie (hier) en kan de geinteresseerde lezer ook prima terecht bij Marginal Revolution (hier).

(meer volgt)

Nobelprognose 2014

Het is weer oktober en ze beginnen te vallen: de Nobelprijzen. Traditiegetrouw is Economie de laatste in het rijtje (want geen echte Nobelprijs maar strikt genomen een Nobel Memorial Prize) en al even traditiegetrouw maken wij ons schuldig aan eindeloos speculeren over wie de prijs zal gaan winnen (hier bijvoorbeeld, hier, maar ook hier, hier, hier, hier, hier, en hier).

Vorig jaar wist ondergetekende nog met grote stelligheid te voorspellen dat Barro zou winnen. Helaas. Al beweren boze tongen dat Paul Krugman persoonlijk verantwoordelijk zou zijn voor het voorkomen van die prijs, en wel door dit strategisch getimede artikel. Al is dat misschien wat veel eer. Veel meer over die kwestie, en waarom de groeijongens wellicht toch de prijs zijn misgelopen in dit zeer lezenswaardige artikel.

Maar goed, wie wint dan wel? Thomson (eerder) geeft, net als elk jaar, 3 opties. Dit jaar zijn dat Aghion/Howitt (wel groei, maar niet voor de hand liggend, zeker niet zonder Romer) , Baumol/Kirzner (intrigerende optie) en Granovetter (moeilijk voostelbaar). Tyler Cowen houdt een warm pleidooi voor Baumol, hier een al even warm pleidooi voor Tony Atkinson. Grote namen die nog steeds met lege handen staan zijn wat mij betreft Dixit, Tirole en Milgrom.

Wie gaat dus winnen? Groei blijft een uitstekende kanshebber, met Barro en/of Romer. Ik hoop opnieuw op Tirole, Dixit en eigenlijk kunnen we Milgrom ook best aan dat rijtje toevoegen. En anders verdient Arrow best nog een Nobelprijs (dat kan!).

Maandag om 13:00 weten we meer.

Loting is een rotsysteem

Zeg niet dat er nooit iets ten goede verandert in Nederland. Vanaf 2017 is het afgelopen met de praktijk dat de schaarste aan opleidingsplaatsen, bijvoorbeeld bij geneeskunde, wordt opgelost door middel van een loterij. Het nieuwe systeem voorziet in selectie op basis van twee (per opleiding vast te stellen) eigenschappen. Of het allemaal zo transparant gaat worden als de minister voorziet, staat nog te bezien; de opleidingen zijn nog bezig met de precieze invulling. Maar allicht is dit nieuwe systeem te prefereren boven de lottoballetjes.

Althans. Dit weekend verscheen een opinie-artikel in de Volkskrant waarin Aleid Truijens zich afvraagt of loting, hoewel een rotsysteem, misschien niet tóch de minst slechte manier van selecteren is. Want wie zegt dat de criteria van opleidingen wel de beste studenten selecteren? Een meetfout is zo gemaakt. En niet iedereen komt even vroeg tot bloei:

Een lamlendige zesjesscholier kan, als hij eenmaal de geest heeft gekregen, een bevlogen dokter worden.

Dit is allemaal waar en toch is loting een waardeloze manier van selecteren. De reden daarvoor is dat de loten machteloos maakt. Het maakt niet uit of de scholier zich uit de naad werkt, of zijn dagen slijt als lamlendige zesjesscoorder. Dit is op zichzelf al onverdraaglijk, maar het heeft bovendien het zeer schadelijke effect dat het de prikkel wegneemt om te presteren. Wetende dat na het diploma de loting wacht, kan de scholier de kantjes er rustig vanaf lopen.

De denkfout van loters is dat de groep kandidaat-studenten niet verandert door het systeem dat ze bij de poort van de vervolgopleiding te wachten staat. Gegeven de groep die zich meldt, kun je allerlei verhalen ophangen over eerlijkheid en rechtvaardigheid. Maar hoe die groep eruit ziet, wordt direct beïnvloed door het gewicht dat aan eerdere prestaties wordt toegekend.

Als dat er toe leidt dat scholieren zich bekwamen in nutteloze, maar indrukwekkende, kwaliteiten zoals babbelkunde dan krijgen we uiteindelijk nog geen betere dokteren. Maar als de selectie competent gebeurt, zal het nieuwe systeem ertoe leiden dat zich scholieren aandienen met betere kwaliteiten om uiteindelijk de opleiding goed te doorlopen.

Dit zijn geen nieuwe ideeën (zie eerder 2007, 2009) en met een beetje geluk zijn ze de reden dat de loting straks zijn laatste slachtoffers eist. Als het goed is, leidt het nieuwe systeem straks tot betere studenten. Dat moet, circa 2021, makkelijk aan te tonen zijn.

De vijand van mijn vijand

Op de website van the Economist stond gisteren een prachtig figuur, waarin de relaties tussen verschillende partijen in het Midden-Oosten weergegeven worden:

economist_groups

Bekijk ’m vooral even: er zijn 14 partijen die een rol spelen in het Midden-Oosten, en bij ieder van die partijen staat aangegeven of een andere partij bevriend is, neutraal, of een vijand. Al snel valt op dat de relaties niet consistent zijn. Bijvoorbeeld, volgens deze informatie is Rusland bevriend met Iran en Israël, maar staan die twee landen weer op vijandige voet met elkaar.

Ik weet niet hoe het met u is, maar als ik zo’n overzicht zie krijg ik meteen zin in matrix-algebra. Het is makkelijk om de tabel te vertalen in een 14-bij-14 matrix, waar je het getal 1 invult als de landen/groepen bevriend zijn, -1 voor vijanden en 0 voor neutraal. Voorlopig vul ik in dat een land zichzelf ook als neutraal beschouwt.

Lees verder “De vijand van mijn vijand”

Veilingen van pompstations

De uitslag van de jaarlijkse veiling van snelweg-benzinestations is bekend. Het resultaat? De overheid is 7 miljoen euro rijker, en dat is mooi, maar meer concurrentie heeft de veiling niet opgeleverd, zo meldt vakblad TankPro. Bij de eerste drie veilingen was er nog wel een effect. weet  TankPro, al blijft onvermeld dat dat komt omdat toen een reductieverplichting gold voor de grote maatschappijen, die een aantal stations langs de snelweg moesten afstoten.

Voor wie meer wil weten over deze veilingen en hun effect: zojuist verscheen in het Journal of Industrial Economics een gedegen analyse. Al zeg ik het zelf. Maar de conclusie is hetzelfde als die van TankPro: effect op concurrentie is er niet, behalve wanneer een reductieverplichting geldt, dan dalen de prijzen met zo’n 2%.

Trouwe lezers weten misschien nog dat we een verbijsterende ruim vijf jaar geleden ook al over dat onderzoek schreven. Maar zo gaat dat nu eenmaal in de wetenschap.

Prikkels: religie en panda’s

Dat prikkels werken, is een frequent terugkomend thema op dit weblog. De afgelopen zomer leverde weer een aantal fraaie voorbeelden.

Ten eerste. In Cambodia bekeren zich steeds meer mensen tot het christendom. De reden? De traditionele religies worden te duur:

Tradition mandates elaborate ceremonies involving sacrifice of chickens, pigs and even buffaloes. But with access to food and forest products shrinking, such rituals are becoming rapidly untenable. Many Bunong, church officials included, admit financial realities have driven them to convert.

Ten tweede. Reuzenpanda Ai Hin zou de eerste worden die live op TV ging bevallen. Dat werd afgeblazen toen ze helemaal niet zwanger bleek te zijn. Ze deed maar alsof, om te profiteren van de aantrekkelijke secundaire arbeidsvoorwaarden voor een zwangere panda:

Fake pregnancies are common in the endangered species, but some shrewd bears take the motherhood scam a step further. Some clever pandas have used this to their advantage to improve their quality of life.