Haken en ogen aan de overdrachtsbelasting

Kijk, daar zijn de wijzigingen in de belastingtarieven per 1 januari volgend jaar:

Tweet van het Ministerie van Financiën

Veel regelingen kennen een gradueel verloop, door het ministerie verduidelijkt met handige grafieken zoals hieronder voor de algemene heffingskorting:

Dat is prettig, want dan weet je als belastingbetaler dat de marginale impact van je gedrag nooit erg groot is. Als je een beetje meer verdient, betaal je een beetje meer, enzovoort. Hoe groter het marginale effect, hoe beter je op moet letten, zie dit extreme voorbeeld.

Als jonge econometrist heb ik nog moeten leren hoe je om moet gaan met gedragsveranderingen door “corners, kinks en holes” die vaak door beleid ontstaan. Bijvoorbeeld doordat de heffingskorting boven de €21.043 begint te dalen, zoals de grafiek laat zien. Later werd het nog een sport om bijna willekeurige behandelingen op te speuren om te kijken hoe mensen daarop reageren. Maar voor efficiënt belastingheffen is het doel juist om het gedrag zo min mogelijk te verstoren. Daarbij helpt een heffing met zo weinig mogelijk harde grenzen.

Dat is helaas niet gelukt bij het aanpassen van de overdrachtsbelasting, de tax die je betaalt bij aankoop van een huis.

Vanaf 2021 betalen woningkopers jonger dan 35 jaar, die een huis kopen en daar zelf in gaan wonen, eenmalig geen overdrachtsbelasting. Dat scheelt hen 2% van de aankoopprijs. Vanaf 1 april 2021 geldt de aanvullende voorwaarde dat de woning niet duurder mag zijn dan € 400.000. Kopers van 35 jaar of ouder die in de woning gaan wonen betalen 2%. Andere kopers, zoals beleggers, gaan 8% betalen.

rijksoverheid.nl.

Ik tel hier vier harde grenzen: twee data, een leeftijd en een bedrag. Op al deze grenzen verandert het tarief enorm: woningen van €399,999 gaan zonder belasting weg, een huis van €400,001 kost opeens €8,000 extra – tenzij het februari is, maar mits de koper niet in januari 1985 is geboren.

Grote marginale effecten veranderen het gedrag. En dus moeten “andere kopers” hun slag slaan voor Oud en Nieuw, jonge mensen met dure woonwensen daarna, maar absoluut vóór 1 april, en wie bijna 35 is liefst voor zijn of haar verjaardag. Naast het prijsopdrijvend effect van de vrijstelling (zie eerder) ligt het voor de hand dat dit gaat leiden tot overhaaste beslissingen, alsmede tot rare streken om het bedrag onder de vier ton te houden. Dat gaat ongetwijfeld tot mooie verhalen leiden, maar de economie is daarmee niet gediend.

Update maart 2021: wie had dat nou kunnen voorspellen?

De Volkskrant 13-3

Een brullend 2021

Volgens de klassieke conjunctuurcyclus wordt een recessie gevolgd door een periode van snellere groei. Het ligt voor de hand dat dit ook geldt voor de periode na 2020, een jaar waarin het Nederlandse BBP volgens DNB gaat krimpen met zo’n 4 procent.

Volgens dezelfde DNB kunnen we volgend jaar een gestaag herstel verwachten, met een mooie maar niet uitbundige groei van zo’n 3 procent. Dat is sneller dan de potentiële groei, maar niet snel genoeg om de schade van 2020 in één keer in te halen.

Waarom is het herstel gestaag? Er is schade aangericht in de economie, zoveel is duidelijk: de werkloosheid is opgelopen, bedrijven zijn failliet gegaan. Sommige bedrijven en gezinnen hebben zich in de schulden moeten steken, en de overheid helemaal. Dat oplossen kost allemaal tijd.

Maar zou het ook sneller kunnen? Ik kan een goed aantal redenen bedenken waarom de economische groei volgend jaar wel eens een stuk hoger zou kunnen zijn. Die zijn wel afhankelijk van het verdwijnen van het besmettingsrisico, dus laten we aannemen dat de vaccinatie voorspoedig verloopt.

In dat geval hebben we te maken met een Nederlandse consument die tijdens de lockdown historisch veel geld gespaard heeft. Vermoedelijk omdat het zo lastig was om het uit te geven. Dat leidt ook tot een hoop pent-up demand: de bestedingen die men had willen doen maar nog niet gedaan heeft. In een gewone recessie komt dat omdat het geld op is of omdat men niet durft. Maar de verlangens verdwijnen niet: als het herstel daar is, wordt vaak alsnog een nieuw bankstel gekocht of verre vakantie geboekt. Nu gaat het niet om de durf, maar puur om de mogelijkheid om een reis naar het buitenland te boeken. Dat er naast geld waarschijnlijk ook veel vakantiedagen gespaard zijn helpt ook.

Een andere bekende aanjager van de consumptie is het vermogenseffect. De huizenprijzen zijn weer bijna 10 procent hoger terwijl wereldwijde aandelenmarkten (ondanks een diepe dip) ook zo’n 10 procent hoger staan dan eind vorig jaar. Door de lage rente is het bovendien nog nooit zo aantrekkelijk geweest om het geld snel uit te geven.

Tel daarbij op dat het met de faillissementen wel meevalt, de werkloosheid niet hoger ligt dan eind 2017 en de rente op de schuldenlast makkelijk op te brengen is, en de parallel met de vorige jaren 20 dringt zich al snel op. Nee, dat liep allemaal niet zo mooi af, maar dat zien we over een aantal jaren dan wel weer.

Tinbergenlezing 2020

Kijk, er zijn ook voordelen: ik hoefde niet door de beveiliging van de Nederlandsche Bank en mijn badge (die ook niet nodig was) werd niet gecontroleerd op de juiste sticker. Maar toch, alles bij elkaar, zie ik de Tinbergenlezing liever in het echt en niet thuis op een laptop.

En je kunt je afvragen of het nodig is om op Twitter verslag te doen van de lezing als gebruikers ook direct kunnen inschakelen om mee te luisteren. Maar omdat we er vanuit gaan dat we volgend jaar weer in de zaal zitten, zou het jammer zijn om de traditie te onderbreken. Daarom hieronder het gebruikelijke verslag van een (onder de omstandigheden) prima lezing. De oude Tinbergen kan trots zijn.

Lees verder “Tinbergenlezing 2020”

Nobelprijs voor Milgrom and Wilson

Milgrom en Wilson dus, voor hun werk in veilingtheorie. Dat begon met Vickrey, die in 1960 veilingen analyseerde met private values: iedereen heeft een bepaalde waardering voor een goed, weet zelf hoeveel het hem waard is, maar weet dat niet van de anderen. Vickrey kreeg daarvoor de Nobelprijs in 1996. Wilson analyseerde veilingen met common values. Daarbij is het te veilen goed hetzelfde waard voor iedereen, niemand weet wat die waarde precies is maar kan een schatting doen. Dat klinkt vreemd, maar een klassiek voorbeeld is het recht om in een bepaald gebied naar olie te boren. De waarde daarvan is onbekend: het hangt af van hoeveel olie er in de grond zit en hoe makkelijk dat er uit te krijgen is. Maar voor elke biedende oliemaatschappij zal het recht zo’n beetje dezelfde waarde hebben. Bij zo’n veiling ontstaat het risico van de winner’s curse (vloek van de winnaar): degene die de veiling wint zal degene zijn die de werkelijke waarde het meest heeft overschat. Een slimme bieder brengt dus een bod uit niet onder de veronderstelling dat zijn bod een redelijke inschatting is, maar juist onder de veronderstelling dat hij de grootste overschatting heeft. Wilson deed de analyse.

Zoals wel vaker in het leven zal de waarheid ergens in het midden liggen. Neem de veiling van een huis; wat iemand bereid is daarvoor te betalen zal deels afhangen van hoe graag de bieder daar wil wonen (een private value component) maar ook van wat de bieder denkt dat het huis zal opbrengen als zij het over pakweg 15 jaar weer verkoopt (een common value component). Die combinatie wordt affiliated values genoemd en werd geanalyseerd door Milgrom en Weber.

Milgrom en Wilson zaten ook in het team economen dat begin jaren ’90 de veilingen ontwierp voor mobiele frequenties in de VS. Dat is ingewikkeld omdat daar meerdere frequenties worden geveild, en die frequenties (en dus veilingen) met elkaar samenhangen. Men kwam met “simultaneous ascending auction“, waarbij alle frequenties tegelijkertijd in meerdere ronden worden geveild, maar bieders tijdens de veiling mogen overstappen van de ene naar de andere frequentie. De veiling was enorm succesvol en werd vervolgens bijvoorbeeld ook in Nederland toegepast.

Het was de hoogste tijd voor deze prijs, eigenlijk had ie twintig jaar geleden al kunnen vallen. Typisch gevalletje toch nog, want na al een aantal prijzen in de richting van veilingtheorie en mechanism design leek het minder waarschijnlijk te worden dat deze ook nog zou vallen. Vooral Milgrom heeft onwaarschijnlijk veel verschillende dingen gedaan (vaak met John Roberts) bijvoorbeeld op het gebied van entry deterrence, maar ook vakgebieden als finance en organisatie. Wilson was overigens de promotor van Milgrom.

Nobelprognose 2020

Nu alle echte Nobelprijzen toegekend zijn, gaat ie morgen gaat weer vallen: de Nobelprijs Economie. U bent van ons een jaarlijke prognose en analyse gewend, en ook dit jaar is de prijs genoeg reden om dit weblog weer te reanimeren.

Vorig jaar ging de prijs naar Duflo, Banerjee en Kremer. Nu hadden we de naam van Duflo genoemd, zei het met de opmerking dat zij er de eerstkomende tien jaar nog niet op hoeft te rekenen. Dat liep dus anders. De ongeschreven regel was altijd dat je zo’n beetje de pensioengerechtigde leeftijd moet hebben bereikt om voor de prijs in aanmerking te komen. En dat het relevante werk al minstens twintig jaar geleden is gepubliceerd. Nu het comité die regels met voeten heeft getreden wordt het voorspellen er niet makkelijker op.

Andere relatieve jongelingen die we vorig jaar noemden waren List en Acemoglu. List is uitgesloten, want doet veldexperimenten en daar viel de prijs vorig jaar al. Acemoglu lijkt een serieuze kanshebber. Macroeconoom met vooral aandacht voor politieke processen en instituties. Op dat gebied rommelt het nogal op veel plekken in de wereld, dus kan het comité daar een mooie actuele draai aan geven. Nadeel: twee jaar geleden ging de prijs al naar groeitheorie, dus misschien is het nog wat vroeg voor weer een prijs in die hoek.

Clarivate pretendeert inmiddels al niet eens meer de prijs te voorspellen (zie onze eerdere prognoses) en komt dit jaar met zijn eigen “Citation Laureates“. Bij economie zijn dat Goldin (arbeid en gender), Dickey/Fuller/Perron (tijdreeksen) en Berry/Levinson/Pakes (wegens hun BLP model). Met die laatste zou ik best kunnen leven. De laatste pure econometrieprijs dateert trouwens alweer van 2003 (Engle/Granger) dus misschien wordt dat wel weer eens tijd.

Het comité is er nooit vies van om bij de actualiteit aan te haken. Een pandemieprijs zou dan passend zijn. Alleen heb ik geen idee wie daarvoor in aanmerking zou kunnen komen, maar misschien zie ik iemand over het hoofd. Ook is er een trend om meer Nobelprijzen aan vrouwen toe te kennen. Zelfs binnen de economie is nu nadrukkelijk een beweging op gang om eindelijk eens iets te doen aan de achterstelling van vrouwen. Zo heeft de meest prestigieuze economenclub, de American Economic Association, zojuist in haar vijfkoppig bestuur vier vrouwen gekozen. Of dat ook betekent dat de Nobelprijs dit jaar opnieuw naar een vrouw gaat is maar de vraag. Mocht dat het geval zijn, wordt Claudia Goldin genoemd als belangrijke kanshebber.

Onze voorspelling van vorig jaar staat natuurlijk ook nog steeds. Dixit, Grossman, Helpman, voor handelstheorie. Dit jaar misschien wat minder actueel dan die vorig jaar zou zijn geweest. Maar laten we die toch maar weer tippen. Met Acemoglu als belangrijke concurrent.

Morgen weten we meer. Om 11:45, op de website.

Piek arbeidsmarkt – afgelast

Bijna 8 jaar geleden vroeg ik mij hier af of we in Nederland inmiddels de maximale grootte van de arbeidsmarkt gezien hadden. Het was een logisch moment: in bijna alle prognoses van het CBS tot dan toe, lag de piek van het aantal 20-65 jarigen in Nederland in 2011. Daarna zou die groep afnemen, als gevolg van de vergrijzing en het pensioneren van de baby-boom generatie. Met het krimpen van de potentiële beroepsbevolking lag het voor de hand dat ook het aantal werkende mensen zou gaan dalen. Toename van de participatie en een afname van de werkloosheid zouden nog een tijdje tegenwicht kunnen bieden, maar dat kan niet oneindig doorgaan.

Het was het begin van een enerverende (maar langzame) tocht langs de statistieken, waarin we twee jaar geleden het record werkzame personen uit 2008 zagen sneuvelen. Dat was het gevolg van een opmerkelijke bijstelling van de demografie: in plaats van de voorziene daling, was het aantal 20-65 jarigen weer aan het stijgen geslagen. De verwachte piek lag nu “ergens in de jaren 20”.

Eens kijken waar we inmiddels zijn. Er is een nieuwe demografische prognose en we hebben weer twee jaar arbeidsmarktsdata. Eerst de demografie. De grafiek hieronder laat zien hoe het verhaal door de jaren veranderd is: we zien de voorspelde piek in 20-65 jarigen in 2011 (de blauwe lijn van observaties) en de opleving van die groep na 2014 – ondanks de voorspelde daling. De prognose uit 2016 legt een nieuwe piek in 2021, waarna de daling alsnog komt. Maar in de laatste prognose toppen we in 2059 weer gewoon over het lokale maximum, dat nu in 2025 ligt en een stuk hoger uitkomt.

Het aantal Nederlanders tussen de 20 en 65 jaar, observaties en drie prognoses – data CBS (2014, 2016, 2019).

Waarom wijkt de omvang van deze groep zo af van de verwachtingen? “Het zal de migratie wel zijn”, schreef ik twee jaar geleden. Daar lijkt het wel op: hieronder de verwachte aanwas van de bevolking door migratie, in de prognoses van 2014 en 2019. Niet alle nieuwkomers zijn in de leeftijd 20-65, maar er zijn er genoeg om de arbeidsmarkt nog even door te laten groeien.

Prognose van het migratiesaldo (immigratie min emigratie, per jaar) – data CBS (20142019).

Dat brengt ons bij het aantal mensen, actief op de Nederlandse arbeidsmarkt. Ik doe niet aan seizoenscorrectie maar kijk naar het werkelijke aantal werkenden. Dat piekte voor de crisis in juli 2008, een record dat pas in juli 2017 werd gebroken. Met het stijgen van de potentiële beroepsbevolking en het dalen van de werkloosheid zien we in juli 2019 weer een nieuw record: er zijn dan 7,943,000 mensen aan het werk, bijna 400 duizend meer dan in 2008.

Omvang van de Nederlandse arbeidsmarkt (niet-seizoensgecorrigeerd) in duizenden personen – data CBS.

Tenzij we volgend jaar in een onverwachte recessie verzeild raken, gaat ook dit record nog wel scherper gesteld worden. En zelfs als we na 2025 even de daling inzetten, kunnen we nog niet spreken van Piek Nederlandse Arbeidsmarkt: de jaren ’50 beloven weer nieuwe records.

Ik weet het, ook deze demografische prognose kan weer bijgesteld worden. Maar vooralsnog las ik de piek arbeidsmarkt even af.

kleine update – 16 januari

Het CBS komt zelf deze week met een bericht over het record-aantal werkenden in Nederland. Volgens het bureau gaat het voor het eerst over meer dan 9 miljoen mensen. Dat is meer dan in de grafiek hierboven, en dat komt omdat het CBS kijkt naar een andere definitie van werkenden. Ik ga hier uit van de groep 15-65 jarigen die minstens 12 uur per week werken; het CBS van 15-75 jarigen zonder ondergrens op het aantal uren. Dat zijn er dus ruim een miljoen meer.

Maakt het iets uit voor het patroon in de tijd? Een beetje, zie de figuur hieronder. Het record uit 2008 sneuvelt wat eerder, en de groei sindsdien is iets hoger. Dat zal vooral samenhangen met het meenemen van de groep 65-75, die steeds meer is gaan werken.

Omvang van de Nederlandse arbeidsmarkt (niet-seizoensgecorrigeerd) in duizenden personen, met verschillende definities – data CBS (1,2)

Nobelprijs voor veldexperimenten

De Nobelprijs economie ging vanochtend naar Esther Duflo, Abhijit Banerjee, en Michael Kremer voor hun “experimentele aanpak voor armoedebestrijding”.

Dat is nogal verrassend, niet dat ze die prijs zouden krijgen, maar wel dat dat nu al is. Zo is Duflo nog maar 46, en daarmee verreweg de jongste winnaar ooit (de vorige recordhouder was Kenneth Arrow, op zijn 51e). Nog een leuk weetje: Duflo en Banerjee zijn getrouwd en daarmee het eerste echtpaar ooit dat deze prijs krijgt (Duflo is uberhaupt nog maar de tweede vrouw).

De drie zijn pioniers op het gebied van het toepassen van veldexperimenten in de ontwikkelingseconomie. Het idee is eigenlijk vrij simpel. Bij nieuwe medicijnen wordt de effectiviteit getest door een groep die het medicijn krijgt te vergelijken met een groep die het medicijn niet krijgt. Maar bij maatregelen in bijvoorbeeld het onderwijs kunnen we precies hetzelfde doen: voer op bepaalde scholen de beleidswijziging door, en vergelijk de uitkomsten met scholen waar de beleidswijziging niet wordt doorgevoerd. Dat klinkt simpel, maar de implementatie is vaak een hele klus.

Vooral Duflo is al veel in het nieuws geweest. Dit is een mooi stuk in de Groene Amsterdammer alweer 8 jaar geleden, met een prima uitleg van de benadering. Zelf sprak ze twee jaar geleden op de conferentie van de American Economics Association, hier is een video. Duflo en Banerjee staan op het punt een boek uit te brengen, hier is meer info.

Nobelprognose 2019

Nog maar twee nachtjes en dan is ie er weer, De Nobelprijs Economie. Maandagochtend om 11:45, het begint een traditie te worden. Net als onze jaarlijke Nobelprognose. U weet het vast nog wel, vorig jaar ging de prijs naar Romer en Nordhaus, allebei al eens door ons genoemd. Op zich is dat natuurlijk gewoon een kwestie van veel namen noemen, maar daat gaat het nu even niet om.

Dat de prijs vorig jaar (deels) naar klimaat ging was niet geheel onverwacht, al had de combinatie Nordhaus en Weitzman meer voor de hand gelegen. Blijkbaar vond Weitzman dat zelf ook. Dat hij gepasseerd werd voor een Nobelprijs voor klimaateconomie was volgens ingewijden mede de oorzaak dat hij zich een maand geleden tragisch genoeg van het leven beroofde.

Wie wordt het wel dit jaar? Traditiegetrouw kijken we bij Clarivate (voorheen Thomson). Hun recente track record is echter vrij beroerd. Zo beroerd dat hun voorspelling dit jaar niet eens openbaar is, maar pas wordt onthuld als je je persoonsgegevens achterlaat. Gelukkig werken een vals email adres en telefoonnummer ook prima. Hun voorspelling dit jaar? Brian Arthur, Ariel Rubinstein, of Johansen en Juselius. Dat lijken me stuk voor stuk outsiders.

Bij Bloomberg geeft Noah Smith vijf opties die in aanmerking zouden moeten komen: Nieuw Keynesianen (bijvoorbeel Kiyotaki/Moore, die we al eerder noemden), Claudia Goldin (want ongelijkheid en gender), David Card, Paul Milgrom en Daron Acemoglu. Acemoglu is nog steeds te jong en pas over een jaar of 10 aan de beurt (net als List en Duflo, overigens), Milgrom is een van de weinige vooraanstaande speltheoretici uit de jaren ’80 die de prijs nog niet heeft, en Card zou een prima empirische keus zijn. 

Waar zetten wij ons geld op? Al twee jaar tippen we internationale handelstheorie, en ondertussen is dat onderwerp alleen nog maar actueler geworden. Namen? Dixit, Baghwati, Grossman, Helpman. Het mogen er maar 3 zijn, dus dan valt Baghwati waarschijnlijk af. Sowieso is het al lang tijd voor Dixit, om wat voor reden ook.

We zulllen het zien. De aankondiging is maandag hier live te volgen.

Festival

Het begon in Ierland, inmiddels tien jaar geleden, toen in Kilkenny iemand op het curieuze idee kwam om comedians en economen samen op een podium te zetten, toen nog naar aanleiding van de economische crisis. Inmiddels zijn ze daar nu al toe aan de tiende editie van Kilkenomics.

In Nederland gaat het vandaag ook gebeuren. In Groningen. Het Standup Economics festival. Al had Groninomics wellicht meer voor de hand gelegen.

In Ierland weten ze inmiddels Dan Ariely en Paul Krugman te strikken. In Groningen moet u het vooralsnog doen met mensen al ondergetekende (in deze sessie). Inmiddels is het festival vrijwel volledig uitverkocht (toch nog iets gemeen met Paul Krugman), maar misschien biedt de zwarte markt uitkomst.