Erfpacht op de Wadden

Wat blijkt, wie een vakantiehuisje op een Waddeneiland bezit betaalt al sinds 1979 hetzelfde voor de huur van de grond. Gelukkig is er een bewindspersoon wakker geworden en gaat de huur nu fors omhoog. Het Journaal brengt het nieuws als volgt:

Vakantiehuisjes op de Waddeneilanden kunnen de komende jaren veel duurder worden.

Deze simpele bewering is op drie manieren uit te leggen. In slechts één geval klopt het:

  1. Voor de huidige bezitters van een vakantiehuis op de Waddeneilanden worden de jaarlijkse lasten hoger.

Maar dat is niet de meest voor de hand liggende uitleg van de bewering; ik zou eerder denken dat

  1. de prijs van vakantiehuisjes stijgt.

Dat is natuurlijk niet waar. De prijs van een vakantiehuisje wordt bepaald door vraag en aanbod. Wie een vakantiehuisje wil kopen zal daar een bepaald bedrag voor over hebben, waaruit de vaste lasten en de aankoopprijs betaald moeten worden. Gaan de vaste lasten omhoog, dan daalt de prijs. Vakantiehuisjes kunnen de komende jaren dus goedkoper worden. Tenslotte,

  1. huurders van vakantiehuisjes (dwz, badgasten) moeten de komende jaren meer betalen.

Op het eerste gezicht zou je kunnen denken dat de hogere grondkosten worden doorberekend aan de klant, maar voor de hand ligt dat niet. De reden daarvoor is dat er een bepaald, vast, aantal huisjes op de Waddeneilanden staat. Het is niet mogelijk om er, afhankelijk van de huurprijs, meer bij te zetten. Die huisjes worden elk jaar verhuurd aan hoogste bieder, dat wil zeggen, de prijs zal zo zijn vastgesteld dat de huisjes precies vol komen en vraag gelijk is aan aanbod. Wie de kosten doorberekent zorgt daarmee voor leegstand, en dat kan niet optimaal zijn. (Dit is uiteraard een andere manier om te zeggen dat vaste kosten niet ter zake doen voor de prijs.)

Er is wel een andere marge: bezitters kunnen nu besluiten om zelf minder gebruik te maken van hun huisje en meer te verhuren. In dat geval neemt het aanbod toe en daalt de huurprijs.

Nobel 2009 (2)

Zoals gebruikelijk geeft het Nobelcomite weer uitstekende achtergrondinfo [pdf] over de winnaars van dit jaar. Oliver Williamson houdt zich bezig met organisatietheorie: waarom worden sommige transacties op een markt afgehandeld en andere “transacties” binnen een bedrijf. Met andere woorden, hoe en waarom beslist een autofabrikant om, zeg, de ruitenwissers voor een auto extern in te kopen of juist zelf te produceren. Elinor Ostrom krijgt de prijs voor haar bestudering van de “Tragedy of the Commons” (die al veel vaker figureerde in onze kolommen). Ze schijnt op dat gebied uitgebreide case studies te hebben gedaan en verzameld en daar algemene lessen uit te hebben getrokken, en ook nog eens experimenten te hebben gedaan.

Het Nobelcomite presenteert de prijs als eentje voor organisatietheorie; beide economen bestuderen immers hoe een bedrijf of overheidsdienst het beste bestuurd zou kunnen worden (governance). De prijs voor Williamson ligt duidelijk in het verlengde van die voor Coase in 1991; de prijs voor Ostrom heeft een gedragseconomisch en experimenteel tintje en ligt ook wat in het verlengde van de prijs voor Aumann in 2005.  Opmerkelijk is dat beide auteurs niet echt van de hevige wiskunde zijn, en dat is in het verleden wel eens anders geweest.

Williamson heb ik ooit eens als student in Groningen gezien, waarschijnlijk in het kader van zijn toenmalige eredoctoraat. Hij bleek toen, ehm, niet echt een begenadigd spreker, met veel onverstaanbaar Amerikaans gemompel en nogal onleesbare teksten op het bord. En dat geeft de burger toch weer moed.

Williamson en Ostrom!?!?

Zojuist werd bekend dat de Nobelprijs Economie dit jaar naar Oliver Williamson en Elinor Ostrom gaat. Dat zijn met recht outsiders te noemen, dus op z’n minst hadden we dat gedeelte van onze voorspelling goed?¦ Williamson heeft, niet onbelangrijk, een eredoctoraat aan de Universiteit van Groningen en werd meermalen door ons getipt (maar ja, wie niet). Ostrom is vrouw (de eerste!),  Zweeds Amerikaanse met Scandinavische achternaam en complete outsider.

Later meer.

Nobel 2009

Nog maar drie nachtjes slapen en het is weer zo ver: de Nobelprijs Economie. Inmiddels hebben wij de goede traditie om jaarlijks te speculeren over de winnaar (hier bijvoorbeeld, en hier en hier).

Goed. Een prijs voor macro lijkt er niet echt in te zitten, na de economische ontwikkelingen van het afgelopen jaar en het compleet failliet verklaren van het vakgebied door Paul Krugman, nota bene de winnaar van vorig jaar. Dat zou ook betekenen dat Barro, mijn topfavoriet van vorig jaar, het wel kan schudden. Fama en French lijken me ook politiek nogal incorrect. Dixit staat nog steeds als een persoonlijk favoriet, maar nu co-auteur Krugman hem vorig jaar al heeft gekregen, is ook dat niet erg waarschijnlijk.

Wie dan wel? Mankiw geeft de noteringen bij bookmaker Ladbrokes. Frontrunners: Fama (een onwaarschijnlijk hoge 2/1),  Romer, Fehr, French, Nordhaus, Barro, Rabin, Tirole. De Wall Street Journal gaat dieper in op dat lijstje. Tirole zou bijzonder terecht zijn maar lijkt me (nog steeds) te jong, Rabin en Fehr al helemaal, Romer te macro. Nordhaus is interessant, want milieueconoom (modieus!) en vaker genoemd.

Net als in voorgaande jaren geeft Thomson (meer info hier) ook weer een lijstje. Wat mij betreft een wat curieuze rij namen: Fehr, Rabin, Nordhaus, Weitzman, Thaler, Gali, Gertler.

De topfavoriet lijkt dus Fama. Maar ik zet mijn geld op Nordhaus. Een beetje een outsider, maar gezien het moeizame imago van de economische wetenschap gedurende het afgelopen jaar is dat waarschijnlijk een pre. En ik hoop op Tirole.

De telefoonrekening

Begrijpt u ook niets van uw telefoonrekening? De wirwar aan tarieven maakt dat de burger door de bomen het bos niet meer ziet. En dus moet er iets aan gedaan worden.

Pogingen tot een rekeningen-beleid zijn natuurlijk dapper maar gaan voorbij aan de reden dat belbedrijven werken met al die ingewikkelde bundels, kortingen en beltegoeden. Dat heeft te maken de aard van het verhandelde product: afgezien van wat kleine verschillen in het netwerk maakt het de beller niet uit van wie hij de minuten afneemt, het product is volstrekt homogeen. En bij vrije concurrentie op een homogeen goed draait alles om de prijs. Als de kosten voor overstappen gering zijn is het enige evenwicht op den duur dat alle aanbieders dezelfde, minimaal mogelijke prijs hanteren.

Er is de aanbieders dus veel aan gelegen om de markt tóch niet homogeen te maken. De beste manier om dat te doen is onduidelijkheid in de prijsstructuur. Zolang de klant de prijzen niet kan vergelijken is de prikkel om over te stappen beperkt. En daarom zal het beleid dat vandaag wordt aangekondigd waarschijnlijk niet helpen: de huidige wirwar is met opzet veroorzaakt en na elke ontwarrende richtlijn kun je wachten op het volgende nieuwe “belproduct” dat nét niet in de officiële categorieën past.

Een beter idee is dat van economen Thaler en Sunstein. Zij pleiten ervoor dat bedrijven mogen prijzen zoals ze willen, zolang ze maar een maandelijkse rekening leveren in een standaard Excel-sheet. Daarin staat het gebruik van de consument en de bijbehorende prijs (in dit geval per gesprek de plaats, tijd, duur en de kosten). Concurrenten kunnen dan via hun website de gegevens publiceren die de consument in staat stellen uit te rekenen hoeveel hij bij hun kwijt zou zijn geweest, bij hetzelfde belgedrag. Zo kan de consument altijd de relevante gegevens vergelijken. Toevallig is Thaler over anderhalve maand in Den Haag. Goed opletten!

Paiement contre l’absence

of hoe het dan ook heet in het Frans. Bij Parijs wordt een proef gehouden om scholieren te betalen als ze minder spijbelen. Lees vooral ook de boze (Nederlandse!) belastingbetaler die reageert.

Hoe dan ook, je zou zeggen dat de opbrengst van schoolgaan zo hoog is dat dit soort betalingen niet nodig zou moeten zijn. Het rendement op een jaar school is makkelijk 10 procent (zie hier, of hier bijvoorbeeld) en dat is beter dan op een spaarrekening. Maar het is mogelijk dat scholieren problemen hebben die zorgen dat ze toch uitvallen. Gebrek aan geld en geen mogelijkheid om het te lenen, bijvoorbeeld. Of geen kennis over de hoge opbrengst van onderwijs.

In dat geval gaat dit programma ze niet helpen want de uitvoering is van een zeer hoge klungeligheid. Ten eerste hangt de uitbetaling af van het spijbelgemiddelde van de hele klas; de individuele prikkel is dus laag. Vervolgens wordt er uitbetaald in “bijzonder lesmateriaal” in plaats van harde cash. Alsof potentiële spijbelaars daarop zitten te wachten. En dan is het ook nog eens zo dat de eerste €2000 al wordt gestort voordat er iets gepresteerd is. (Overigens hebben de Fransen niet het alleenrecht op dit soort dommigheid, zie eerder hier.)

Jonge Australier

Net zoals de Verenigde Staten de John Bates Clark medal kennen (zie onze eerdere berichtgeving), heeft ook Australie sinds kort een prijs voor de beste econoom van onder de 40.  Normaal gesproken niet echt iets waar we hier aandacht aan zouden besteden, ware het niet dat die prijs dit jaar naar een Nederlander gaat, en dan nog eentje die in Groningen is opgeleid ook: Paul Frijters. Loftuitingen staan hier.

Van harte.

Bank run

Een garantie op banktegoeden neemt de prikkel weg om snel je geld op te halen als je bank over de kop dreigt te gaan. Dat maakt het ook weer minder waarschijnlijk dat de bank daadwerkelijk kopje onder gaat. Eén en ander werkt natuurlijk alleen als mensen weten dat het garantiesysteem bestaat.

Na de perikelen rond Icesave zou je zeggen dat Nederlanders wel weten dat er zo’n systeem is. Maar ze weten nu ook beter dan ooit te voren dat een bank daadwerkelijk om kan vallen en dat klanten daarna drie maanden hun geld kwijt zijn.

Dus. Het bericht dat spaarders massaal opnemen bij DSB bank zou aan de ene kant niet moeten leiden tot een bank run, een verder massaal opnemen omdat men bang is het geld te verliezen. Aan de andere kant garandeert degene die zijn geld opneemt zichzelf een liquide tegoed, terwijl de rest maar af moet wachten. We volgen het nieuws… (1. bank: Geen opnames, het zijn hackers) (2. VVD bang voor bank run) (3. Eén procent van de tegoeden opgenomen.) (4. Momenteel bedraagt de wachttijd voor toegang tot het onderdeel Internetbankieren meer dan 15 minuten.) (5. ‘Voortbestaan DSB onzeker’.) (6. Bank onder curatele). Post-mortem: 1/6 van het spaargeld is uiteindelijk opgenomen.

Moskee

Economen geven de voorkeur aan het prijsmechanisme wanneer het gaat om het alloceren van schaarse goederen. Maar er zijn alternatieven. Een wachtrij bijvoorbeeld, denk aan de huizenmarkt of de gezondheidszorg. Soms proberen mensen het product al in een zo vroeg mogelijk stadium te claimen. Plaatsjes op een Amsterdamse straat bijvoorbeeld, op Koninginnedag. Of kuilen en ligstoelen op het strand van Scheveningen, vaak door Duitse toeristen. Wie slim is, reserveert gewoon zelf een plekje en verkoopt hem vervolgens door aan de meest gefortuneerde Duitser, zie ook hier. Economisch gezien helemaal geen gekke oplossing, want de kuil komt dan terecht bij degene die er het meest voor over heeft en dat is efficiënt.

In Saoedi-Arabië moet je echter niet met dat soort geintjes aankomen. Daar zijn twee mannen gearresteerd wegens het verhuren van onrechtmatig gereserveerde bidplaatsen in de Grote Moskee. Ja heus.

Eigenlijk zouden ze die plekjes natuurlijk gewoon moeten veilen. [via]

Olie en de electrische auto

Dit ingezonden artikel in de Volkskrant werpt een kritische blik op de milieuwinst die we boeken als Nederlanders massaal in een elektrische auto gaan rijden. De redenatie is als volgt: door olie te verstoken kun je energie opwekken, in de vorm van beweging en warmte. Een dieselmotor zet ongeveer 40% van de energie om in beweging. Bij een elektrische auto gaat het via meerdere schakels: een energiecentrale maakt stroom, de auto sleept die in 200 kilo accu mee en maakt beweging. Eindafrekening: 35% van de energie in de olie komt in de wielen terecht.

Als we alleen maar elektriciteit maakten uit olie dan was de kous daarmee af: de elektrische auto gaat minder efficiënt om met energie. Voor zover vervuiling op de ene plaats erger is dan op de andere is er winst te boeken (geen diesels in oude stadscentra, bijvoorbeeld) maar op het gebied van CO2 niet.

Er is natuurlijk ook stroom uit windenergie. Maar de schrijver geeft aan dat wat hem betreft de marginale productie uit olie komt:

die duurzame stroom wordt eenvoudig weggehaald bij de andere elektriciteitsgebruikers. Er wordt namelijk niet meer wind-, zonne- of andere elektriciteit opgewekt bij de aankoop van een elektrische auto. Uiteindelijk moet de elektriciteit voor die auto’s gewoon uit centrales komen.

Hier ben ik het niet helemaal mee eens. Op de korte termijn is dat misschien waar, maar als grote groepen elektrisch gaan rijden zal er een uitbreiding van de capaciteit moeten komen. Dat kan best op een duurzame manier gebeuren. Er is echter een ander probleem. De uitstoot van CO2 wordt alleen voorkomen als de olie die wij minder verstoken dankzij de elektrische auto, niet elders opgebruikt wordt. Om de uitstoot echt te verminderen moet de olie in de grond blijven zitten. En dat is zeer onwaarschijnlijk. Zelfs bij een compleet succes en een sterk afgenomen vraag naar olie uit Nederland (of voor mijn part uit Europa) heeft dat tot gevolg dat de olieprijs daalt, of minder snel stijgt, en andere landen hun verbruik vergroten. Alleen voor zover de lagere olieprijs leidt tot minder exploratie is er milieuwinst geboekt. Daar staat tegen over dat een (verwachte) lagere prijs leidt tot een sneller oppompen van de huidige voorraden.