De marktwaarde van Fernando Torres

Mooi doelpunt, gisteravond, van de Spaanse voetballer Fernando Torres. Commentator Frank Snoeks vond dat ook en maakte daarbij een opmerking over de marktwaarde van Torres, die “na dit doelpunt wel met 20 miljoen Euro omhoog is gegaan.”

Zou dat kloppen? Snoeks heeft verstand van voetbal en weet ook het een en ander van transfers. Maar hoe zit het met economie? Ik kan vier redenen bedenken waarom een goal in de EK-finale de marktwaarde verhoogt.

  1. Informatie. De goal laat kwaliteiten van de voetballer zien waarvan we het bestaan niet vermoedden. Dat is niet zo’n gek idee: je kunt niet zo vaak laten zien dat je kunt scoren onder de druk van de finale van een groot tournooi. Die kwaliteiten zijn de productiefactor van een voetbalclub, en clubs zullen nu meer willen betalen.
  2. Kopers. Scoren in de EK-finale zorgt voor naamsbekendheid en waardoor zich meer kopers melden. Dat drijft de prijs op. Iets dergelijks zit volgens mij onder meer achter de oplopende beurskoers van Apple in 2006 en 2007, meer nog dan hogere winstverwachtingen.
  3. Bekendheid. Het pure feit dat je de doelpuntenmaker uit de EK-finale op het veld brengt doet de toeschouwers toestromen, en maakt de speler meer waard. Voetbal doet er niet toe. Zoals bij de gele-trui-drager uit de Tour in het criterium van Boxmeer.
  4. Scoren maakt beter. Juist door het maken van het winnende doelpunt wordt Torres een betere voetballer. Zelfvertrouwen, nietwaar? Dit punt, versus #1, lijkt wel wat op de discussie over de waarde van onderwijs.

Het lijkt mij sterk dat punten 1 en 2 veel gewicht hebben. De markt voor spelers is er te groot en te liquide voor. Alle informatie zou al in de huidige prijs verwerkt moeten zitten. Ik geloof ook niet heel erg in 4. Maar is punt 3 zoveel geld waard? Misschien wel: Beckham krijgt een miljoen per week voor zijn werk in een matige competitie. In dat geval is het voor Torres beter om met 1-0 te winnen en de enige doelpuntenmaker te zijn, dan met bijvoorbeeld 5-0.

Lokaal leed

Mijn werkplek is aan de Rijksuniversiteit Groningen, op het Zernikecomplex. Al een paar weken is men op de parkeerplaats achter het gebouw druk bezig met het installeren van slagbomen. Vorige week bleek uit de lokale Universiteitskrant waarom. Er komt een pasjessysteem:

Medewerkers die minstens 8,2 kilometer van het Zernikecomplex verwijderd wonen, krijgen binnenkort hun pasjes voor het RUG-parkeerterrein.

Het moet niet gekker worden. Wie ver weg woont, mag straks dus nog parkeren, wie wat dichterbij woont niet meer. En mijn werkgever is zeker niet de enige in Nederland met een dergelijke logica, vandaar dat ik het hier toch maar even aan de orde stel.

Waarschijnlijk heeft het ooit ergens iemand besloten dat het Eerlijk is, dat werknemers die verder weg wonen een gesubsidieerde parkeerplaats krijgen. Natuurlijk is dat onzin. Je kunt net zo goed redeneren dat wie op het Groningse platteland woont, toch al goedkoper uit is en uit solidariteit juist meer moet betalen. Bovendien: op deze manier worden medewerkers alleen maar gestimuleerd om massaal verder van hun werk te gaan wonen, en dus meer vervuiling te produceren, en ook nog eens meer files te genereren.

Trouwe lezers weten nu al welk alternatief ik ga voorstellen. Inderdaad, die pasjes moeten gewoon geveild worden. Of op zijn minst verkocht. Zodat ze terecht komen bij degene die er het meest voor over heeft, in plaats van bij degene die weigert de moeite te nemen om dicht bij zijn werk te gaan wonen.

Als het een beetje meezit, gaat er natuurlijk vanzelf een zwarte markt ontstaan. Bij dergelijke inefficiente oplossingen komt dat immers vaker voor. Ik hou marktplaats alvast in de gaten.

Hurwicz

Begin dit jaar ontving Hurwicz de Nobelprijs economie (zie hier en hier). Vandaag wordt bekend dat hij afgelopen dinsdag is overleden.

Het Nobelcomite heeft er wel vaker een handje van om de prijs pas toe te kennen als de gelauwerde al op hoge leeftijd is. Zo overleed William Vickrey zelfs drie dagen na de toekenning van de prijs. Voor Amos Tversky en Fisher Black was het al te laat. Hun co-auteurs kregen de prijs toen ze zelf al overleden waren.

En weer een concurrent

Voor wie geinteresseerd is in economie valt er op het web steeds meer te lezen. Thijs wees al op EconomieOpinie en MeJudice. Nu blijkt Kennislink, een site “die wetenschappelijke informatie toegankelijk maakt voor een breed publiek”, sinds september jongstleden een pagina Economie en Bedrijfskunde in de lucht te hebben. Het is met afstand onze leukste concurrent.

Overigens kwamen we achter het bestaan van deze site omdat er een artikel van onder meer ondergetekende is gereproduceerd, maar dan gelardeerd met leuke plaatjes en links, waaronder eentje naar deze weblog.

De KNVB en de kaartjes

Ik geef het toe, wij hebben het al veel te vaak gehad over de pogingen om de zwarte handel in kaartjes te verbieden. Hier bijvoorbeeld, hier, hier en ook hier. Maar soms moet het gewoon weer even. De boosdoener vandaag: de KNVB. Als u naar het EK voetbal heeft gekeken, is u misschien opgevallen dat er aanzienlijk meer oranje op de tribune zat dan je op basis van de aan de Nederlanders toegekende kaarten zou verwachten. Uiteraard hebben we dat volledig te danken aan de zwarte handel. Desalniettemin pleit de KNVB toch voor een verbod. Waarom? Gaat u er vooral even rustig voor zitten:

[Er wordt] twintig, dertig keer te veel betaald voor een kaartje van 65 euro. Deze toernooien moeten een hoge mate van toegankelijkheid hebben. Het mag geen kwestie van vraag en aanbod zijn. [sic]

Goed. Laten we even de zaken rustig op een rijtje zetten. Wanneer denkt u dat deze toernooien toegankelijker zijn? Wanneer je goede contacten bij de KNVB moet hebben om aan een kaartje te komen, of wanneer iedere burger die bereid is de marktprijs te betalen, naar binnen mag? Precies.

Opnieuw wordt gesuggereerd dat er meer mensen in het stadion kunnen als er geen zwarte handel zou zijn. Natuurlijk is dat grote onzin. Het aanbod ligt vast. Het eerlijkst is dan om die plaatsen te gunnen aan degenen die bereid zijn daar het meest voor te betalen. Zo blijft het voor iedereen toegankelijk. En dat kan via zwarte handel. Al zou het natuurlijk veel slimmer zijn als de UEFA gewoon zelf de kaartjes veilt zodat de winst niet naar de zwarthandelaren gaat. De opbrengst kan dan desnoods naar een goed doel.

Kennis van zaken

Het is slecht gesteld met de financiële huishouding van 5 miljoen Nederlanders, zo leert onderzoek. Men heeft onvoldoende geld op de bank en kent het verschil niet tussen een aandeel en een obligatie. Uiteraard is dat weer reden tot zorg, beleid, en onderzoek.

Eerder gaf budgetvoorlichter Nibud een vergelijkbaar bericht af over het lage spaarsaldo van veel Nederlanders. Niks aan de hand, reageerden wij toen, die burgers hebben groot gelijk. Een optimaal consumptieprofiel kan best gepaard gaan met een tijdelijk laag vermogen. En ook hier lijkt er weinig mis: dat 10% aan het eind van de maand het geld op heeft, is een normale situatie en niet zorgwekkend zolang er maar doorstroming is in die groep. Studenten die nu hun geld opmaken zullen dat over tien jaar niet meer doen. Wie niet belegt zal het worst wezen wat een aandeel of obligatie is. En met onze forse collectieve besparingen is het maar voor een kleine groep mensen rationeel om ook nog zelf te gaan beleggen. Laat dat lekker aan het pensioenfonds.

Hoe dan ook, men wil meer aandacht op scholen voor het omgaan met geld. Alsof men daar niets anders te doen heeft. Beter is het om de kennis bij te spijkeren door 5 minuten te besteden aan deze test. Gegarandeerd dat u dan in het volgende onderzoek hoort bij de categorie goed geïnformeerd.

Kippensoep

Een van de spelletjes waar experimenteel economen dol op zijn is de ultimatum game. Speler A moet 10 euro verdelen met speler B, doet een aanbod, waarop B de keus heeft om dat aanbod te Accepteren of te Verwerpen. Accepteert zij, dan komt de voorgestelde verdeling tot stand, Verwerpt zij, dan krijgt niemand iets. Aangezien iets beter is dan niets, voorspelt de speltheorie dat B ieder aanbod zal accepteren. A weet dat en zal dus het kleinst mogelijke bedrag aanbieden en de rest zelf houden. In de praktijk blijken mensen zich echter duidelijk anders te gedragen. Biedt A minder dan 20% aan, dan wordt zo’n aanbod vaak verontwaardigd afgewezen, ondanks dat ook speler B dan helemaal niets krijgt.

Onderzoek naar het ultimatum game gaat nog steeds door. Zo ontdekten onderzoekers van de universiteit van Cambridge dat wie kippensoep en chocola eet, eerder geneigd is om een aanbod te accepteren. Ja heus. Zij publiceerden er over in Science. De Volkskrant maakte er afgelopen zaterdag al melding van (niet online), een uitgebreidere analyse staat hier. Het schijnt te maken te hebben met serotonine. Wie daar weinig van in zijn hersenen heeft, gedraagt zich agressiever en asocialer. Door de consumptie van kip en chocola stijgt het serotonine-niveau.

De beleidsimplicaties zijn duidelijk. Wie gaat onderhandelen, voert zijn opponent eerst kippensoep.

[dank aan Bart].

Vrijdag de 13e

Op vrijdag de 13e blijven brokkenpiloten thuis, of rijden ze zachter. Daardoor zijn er die dag minder ongelukken. De redenen waarom men denkt op de 13e extra pech te hebben zijn onduidelijk, maar waarschijnlijk irrationeel.

Is het aantal ongeluksdagen optimaal? Ten eerste betekent vrijdag de 13e natuurlijk opbrengsten en kosten: er worden minder brokken gemaakt maar doordat bijgelovige mensen minder risico nemen (thuis blijven, bijvoorbeeld) loopt de productiviteit ook terug. Laten we aannemen dat het effect op dit moment positief is, dat de opbrengsten hoger zijn dan de kosten.

Is het aantal ongeluksdagen dan hoog genoeg? Stel dat we de mogelijkheid hebben om ook vrijdag de 14e en vrijdag de 15e als ongeluksdag in de boeken te krijgen, moeten we dat dan doen? Of moet juist de reputatie van de 13e verbeterd worden? Twee effecten werken tegen elkaar in: de (veronderstelde) positieve opbrengsten van extra ongeluksdagen zijn goed, maar ook de kosten van irrationaliteit nemen toe: één keer in de zeven maanden voorzichtig aan doen is een stuk minder vermoeiend dan om de andere maand. Bij meer ongeluksdagen zullen er dus minder mensen geloof aan hechten, waardoor de totale opbrengst afneemt.

Het probleem lijkt wel wat op de optimale prijs voor een monopolist. Een hogere prijs zorgt voor meer opbrengst per klant, maar voor minder klanten. Het optimum hangt af van de elasticiteit van de vraag. In dit geval gaat het om de elastiticiteit van geloof: hoe moeilijk kun je het iemand maken voordat hij/zij er niet meer intrapt? Mensen houden van hun bijgeloof, zoveel is duidelijk. Een extra ongeluksdag kan er zeker af. Maandag de 1e?

Voor de bakker

We zullen iets moeten zeggen over het rapport van de commissie Bakker, dat vandaag uitkomt (samenvatting, rapport, argumentenkaart, alles pdf). Dat is haast niet te doen: er staat enorm veel in het rapport en toch is het een product van een commissie, met alle compromissen en vaagheden van dien. Een paar observaties dan maar.

  • Opmerkelijk is de toonzetting. Er is genoeg werk voor iedereen, de vraag is hoe vraag en aanbod op elkaar af te stemmen. Veel kan met pijnloze maatregelen: de scholen langer open, flexibel werken, een electronisch vaardighedendossier. Dat klinkt vriendelijk en opbouwend, de toonzetting is een stuk minder confronterend dan dan die van Minister Donner.
  • Een andere manier om meer mensen te laten werken is door uitkeringen en marginale belastingen te verlagen. Dat gebeurt ook, al wordt het niet zo aangeduid. De belangrijkste marginale werknemer is volgens Bakker de part-time werkende vrouw. Die ziet het de overdraagbare heffingskorting sneuvelen (minder uitkering) terwijl de staatsbijdrage in de kinderopvang niet afneemt als ze meer gaat werken. Stok en wortel moeten tienduizenden FTE’s opleveren.
  • Ouderen moeten ook meer werken, maar dat was in feite al langer aan de orde. De kranten koppen “werken tot 67 voor hetzelfde pensioen”, dat lijkt een verslechtering maar het valt wel mee, er hoeft ook minder premie betaald te worden. De verminderde aftrekbaarheid daarvan is alleen slecht voor wie er per se met 65 uit wil.

Misschien is het nuttig om ook nog eens naar het alternatieve scenario te kijken. Gebeurt er niets, dan hebben we straks een tekort aan beschikbare arbeid. Maar daar houdt het niet mee op, natuurlijk: een logisch gevolg is hogere (bruto-) lonen, verminderde concurrentiekracht, vertrek van bedrijven en het krimpen van de Nederlandse economie totdat vraag en aanbod van arbeid weer in evenwicht zijn. Met een kleine economie en hoge lonen is het moeilijk de inactieven (gepensioneerden en werklozen) van inkomsten te voorzien. De groepen die gevaar lopen als er niets gebeurt zijn dus niet zozeer de werknemers van de komende jaren, maar zij die hopen te profiteren van de welvaartsstaat. Maar juist de reacties van de vertegenwoordigers van die groepen zijn het minst positief.

Scrabble

Het kwartaalblad van het IMF heeft een profiel van Jacques Polak, monetair econoom afkomstig uit Nederland, opgeleid aan de UvA en langdurig werkzaam bij het IMF.

Verreweg het interessantste op zijn publicatielijst blijkt echter een artikel uit 1955 in de American Economic Review over de Economie van Scrabble. Beginnende spelers, zo betoogt hij, proberen het aantal punten in een beurt te maximaliseren. Niet verstandig, je moet immers intertemporeel maximaliseren. Concreet leidt dat tot de volgende beleidsaanbevelingen: gebruik letters met 4 of 5 punten alleen als ze leiden tot een dubbele score, en gebruik letters met 8 of 10 punten alleen als ze leiden tot een driedubbele score. Wie toegang heeft tot JSTOR vindt het artikel hier.

Overigens meldt het IMF dat zijn vrouw hem toch regelmatig versloeg. [via]