Om het vakantiegeld heen werken

U heeft een maandelijks inkomen en maandelijkse uitgaven. Stel dat beiden verplicht elke maand gelijk zouden moeten zijn. Dat is helemaal niet handig, want uitgaven zijn onzeker en variëren over het jaar. In dat geval is het fijn om het inkomen zo te verdelen dat het hoger is in voorspelbaar dure maanden.

Zoiets moet de gedachtengang achter de instelling het vakantiegeld zijn geweest. Door in mei, precies als de zomervakantie moet worden geboekt, een groter gedeelte van het jaarsalaris uit te betalen kan de cash flow van de burger optimaal worden beheerd.

Helaas is de veronderstelling niet waar. Bij onbalans tussen inkomsten en uitgaven kunt u sparen dan wel lenen. En met de voorspelbaarheid van de grote vakantieuitgave valt het ook wel mee: veel mensen gaan niet op vakantie, of buiten de zomer. Wat gebeurt er dan met het vakantiegeld? Dat komt als onverwachte meevaller in de pot vermogen. Inmiddels gebruikt meer dan de helft van de ontvangers het geld om een schuld af te lossen of een spaartegoed op te bouwen. Je kunt stellen dat zoiets wordt veroorzaakt door de crisis, maar ook in goede tijden is dit gewoon verstandig budgetbeheer.

Feitelijk hebben we nu dus de situatie dat werkgevers in Nederland (verplicht) moeite doen om het inkomen in niet gelijkmatige porties over het jaar te verdelen en de werknemers die horten en stoten weer gladstrijken met behulp van de bank. Dat moet slimmer kunnen, zou je zeggen, maar onderschat niet de kracht van de gewoonte. Want vakantiegeld “is ingeburgerd en mensen ervaren het als prettig” en dus wil 87% het behouden.

BNP versus geluk

Lang artikel in de Volkskrant dit weekend over het verschil tussen Bruto Nationaal Product en het geluk van de burger. Terwijl het eerste maar blijft stijgen neemt het tweede niet echt toe, zo stelt de schrijver, en dus is de groei van de afgelopen decennia “voor niks geweest”. En ook, “waarom zouden we überhaupt nog geïnteresseerd zijn of de economie krimpt of groeit?”

Varianten op deze postmoderne benadering van de economie gaan terug naar tenminste eind jaren 60 (zie de beroemde quote van Bobby Kennedy) en ook op deze site waarschuwden we wel voor het gelijkschakelen van groei met geluk. Maar het VK-artikel gaat wel erg uit van de aanname dat de overheid streeft naar maximale groei, en het geluk daarbij uit het oog verliest. Die aanname is namelijk helemaal niet waar.

Het probleem is dat BNP in sommige opzichten juist wél een goede indicator van geluk is. Als we door economische tegenwind 3.5% krimpen dan is dat reden voor zorg, omdat die krimp waarschijnlijk niet wordt genoten doordat iedereen op vrijdagmiddag in de natuur gaat wandelen in plaats van te werken. Die krimp komt door ontslagen werknemers en failliete bedrijven, en daar kun je best somber van worden.

Maar buiten deze conjuncturele bezorgdheid kun je toch moeilijk volhouden dat de overheid blind de groei najaagt. De overheid belast, verbiedt, reguleert en beschermt en verlaagt daarmee vrijwel zeker het BNP. Neem bijvoorbeeld het optreden tegen kartels, waarmee bedrijfswinsten (onderdeel BNP) worden verlaagd en het consumentensurplus (geen BNP) toeneemt.  Of neem de verplichte vakantiedagen of de werktijdenwet.

Het kan ook moeilijk anders. Binnen een democratie worden politici gekozen die de onderdanen beter af maken, en “beter af” wordt gemeten in geluk. Dat wist Bobby Kennedy ook al. De enigen met een BNP-fixatie zijn de ambtenaren op Financiën die de belastingbasis in de gaten houden. Maar die hoeven niet herkozen te worden.

Lees verder “BNP versus geluk”

Dertig jaar te vroeg

Koninginnedag = oude boeken. Zojuist op de vrijmarkt werd ik voor 50 cent eigenaar van de pocketeditie van The Crash of ’79. Leest u even mee op de achterflap?

30042009606.jpg

Eens even kijken, vervangen we 1979 door 2009. Grote Amerikaanse banken failliet – check. Beurscrash – check. Arabisch geld – check, hoewel Aziatisch geld misschien beter was geweest. Iraanse bom – check.

Het boek komt uit 1976 en de verkoop zal na het saaie beursjaar ’79 wel ingezakt zijn. Maar was het boek profetisch voor een latere periode? Ik laat het u zo snel mogelijk weten. (Overigens, de schrijver heeft 2009 zelf niet gehaald.)

Maak de professor niet boos

Een Amerikaanse prof met een aanstelling aan de VU heeft in de VS drie mensen neergeschoten.

Het is niet de eerste moordende professor in de economie. Dit geval was vorig jaar in het nieuws, de speltheoreticus die zijn vrouw ombracht. Dat moet wel haast een berekende misdaad zijn, was de heersende opinie. Die zaak was binnen een jaar tot boek verwerkt.

Het zijn geen zaken die vrolijk stemmen. Wat dat betreft lees ik liever over een econoom die moorden oplost.

Donner over het fileprobleem

Ik zit in de trein terug van een conferentie. De laatste spreker daar was minister Donner. Nou houden bewindslieden op economenconferenties vaak wat algemene praatjes (vinden de economen, die liever een model zien) (een wiskundig model) maar de minister kwam vandaag met een onverwacht inzicht in de werking van economische prikkels.

Zijn algemene praatje, dat ging over de heilzame werking van een wisseling van perspectief, werd opeens concreet toen hij voorstelde om files aan te pakken door voortaan de werktijd te laten beginnen als de werknemer de voordeur verlaat. Daarmee komt de volle rekening van de vertraging onderweg op het bordje van de werkgevers, die volgens Donner dan een motief en de mogelijkheid hebben om dat probleem eindelijk op te lossen.

Ik weet het, zoiets lokt weer gedrag van werknemers uit dat ook niet optimaal is, maar ik heb voor dit probleem slechtere voorstellen gehoord.

(Dit was overigens geen echt voorstel in de zin dat het volgende week op de agenda van de regering staat. De echte voorstellen staan hier.)

A propos, iedere econoom kent het probleem dat zelfs de meest geïnteresseerde toeschouwer in slaap valt als je te lang over percentages en groeicijfers spreekt. Donner ook, en hij kwam met de bekende oplossing: omrekenen naar grote getallen. Zo zullen er, beste toeschouwers, op korte termijn wel tweehonderdduizend AOW’ers bijkomen, en op langere termijn wel een miljoen!

Helaas werkte het deze keer niet. De economen in de zaal kenden de truuk, en voor de aanwezige Amerikanen had het meer weg van deze bekende scene met Dr. Evil.

Deflatie in de VS

Er is deflatie (0,4%, jaar op jaar) geconstateerd in de VS, voor het eerst sinds 1955. Wat betekent dat? Is het van belang voor Nederlanders?

De feiten. Deflatie betekent dat het prijspeil voor consumenten daalt, aankopen worden goedkoper. In dit geval is dat met name brandstof: door de lage olieprijs (was $145 vorig jaar juli, nu rond de $50) kosten benzine en verwarming een stuk minder. De meeste overige aankopen worden nog wel steeds iets duurder. In het VK wordt ook deflatie verwacht. In de Eurozone is de inflatie nu 0,6% en voor Nederland geldt dat de inflatie 2% bedraagt. Dat is een heel normaal niveau. Toch hoeven wij niet terug naar de jaren ’50 om deflatie te zien. In 1987 hadden we er voor het laatst mee te maken. Ook hier was de oorzaak een dalende olieprijs.

Deflatie, is dat niet heerlijk? Dalende prijzen, dat lijkt een heel prettige verandering. Maar consumenten moeten zich realiseren dat die situatie, reëel gezien, normaal is. Ieder jaar kun je voor een gemiddeld inkomen meer kopen. Nominale deflatie, het echte dalen van prijzen, is een heel ander verhaal. Het probleem is dat de economie in dat geval rare kuren gaat vertonen. Wetende dat prijzen constant dalen, zien slimme mensen in dat ze beter kunnen wachten met de aanschaf van allerlei goederen. Daardoor loopt de omzet van winkels terug, waardoor die moeten besluiten de prijzen nog verder te verlagen. Het proces houdt zichzelf dus in stand. Ondertussen zijn mensen met schulden de klos, want het wordt steeds moeilijker genoeg te verdienen om die af te betalen (quoot ik mijzelf).

Voor beleidsmakers is er de angst dat ze, eenmaal in een situatie van deflatie, niets meer kunnen doen. De rente verlagen werkt op dat moment niet meer omdat men ook zonder te sparen een rendement haalt. Afschrikwekkend voorbeeld is Japan, dat in de jaren ’90 op die manier in de soep liep.

Wat nu? Om een uitgebreide deflatie te voorkomen kan de centrale bank meer geld in omloop brengen, bijvoorbeeld door de rente te verlagen. Als dat niet meer werkt kan de bank zelf krediet verstrekken aan bedrijven of de overheid. Extra geld jaagt de prijzen weer omhoog. Bij dit alles moet wel in het achterhoofd gehouden worden dat de centrale bank er eigenlijk is om de inflatie te beperken. Men is dus vaak wat huiverig voor dit soort acties. Overigens in Europa huiveriger dan in de VS, waar de Fed ook verantwoordelijk is voor het aan de praat houden van de economie.

Het probleem dat hier in feite speelt is dat we geen idee hebben hoe het nu met de economie staat. Onze informatie bestaat uit maar een paar getallen die om de paar dagen gepubliceerd worden. Daaruit moeten we een beeld vormen van een enorm gecompliceerde machine. Dit deflatiecijfer is zo’n getal, en het geeft aan dat het misschien iets slechter gaat dan verwacht. Het is onverstandig om op basis daarvan meteen alles op z’n kop te zetten en met groot monetair beleid te komen. Het volgende getal komt misschien al over een paar dagen.

Voor consumenten geldt dat het verstandig is om over een lange termijn te denken. Nu gaat het slecht, over een paar jaar misschien wel weer goed. Het is niet verstandig om nu heel erg te besparen en later weer een boot te kopen. De overheid kent een trendmatig begrotingsbeleid, wat betekent dat ze de uitgaven niet meteen aanpassen als de inkomsten omhoog of omlaag gaan. Die demping is goed voor onze economie. Consumenten zouden, als ze dat kunnen, hetzelfde moeten doen.

Vanmiddag, 16:15, Radio 1. Snelle commentatoren kunnen mijn analyse nog verbeteren! u bent helaas te laat. Voor de liefhebbers een MP3 [5.9 Mb]

De beurscrash en de Turbo

Voor mijn verjaardag kreeg ik het (in alle haast opnieuw uitgegeven) meesterwerkje De crash van 1929 van Galbraith. De eminente professor Heertje schrijft in het voorwoord

Het vergelijken van toen en nu […] is zinvol, maar men hoede zich voor overijlde conclusies, die slechts stoelen op overeenkomsten.

Dat zal best, maar voorlopig zie ik wel verdraaid veel van die overeenkomsten. Neem de rol van het particulier aandelenbezit, dat in 1929 voor een aanzienlijk deel het houden van aandelen op prolongatie betrof.

Galbraith legt voor het nageslacht uit hoe dat werkte. De belegger stopte een bedrag x in een fonds; de bank verschafte een veelvoud van x aan krediet (tegen een procent of 10 per jaar) waarmee hetzelfde fonds gekocht werd. Door de hefboomwerking gingen de bewegingen in deze belegging veel harder dan die in het onderliggende fonds.

Grote winst, maar ook groot verlies natuurlijk en daar liep het uiteraard mis. Op dagen waarop de beurs flink in beweging was hield de beurstikker het allemaal niet meer bij. Galbraith schrijft dat de informatie rustig twee uur op de koersen kon achterlopen. Tegen de tijd dat een koersdaling bekend werd was het te laat om de prolongatie ongedaan te maken. Zo kon de belegger die met een positief kapitaal begon met een flinke schuld eindigen. Die schulden draagden bij aan de misère van de jaren ’30.

Overeenkomst met 2008? Ik presenteer u de Turbo, een uitvinding van ABN-Amro. Een product dat, behoudens de typisch laat 20e-eeuwse naam, exact hetzelfde is als een aandeel op prolongatie. Met dit belangrijke verschil: er is een automatische verkooporder ingebouwd.

De belegger kan nooit meer verliezen dan zijn investering. Als de koersbeweging van de onderliggende waarde dermate abrupt is, zoals bijvoorbeeld bij een heftig lagere opening door een winstwaarschuwing [sic], worden de extra verliezen door de bank genomen. [Wikipedia]

Een stukje technologische vooruitgang ten opzichte van 1929. U bent nog steeds al uw geld kwijt, maar een speculatieschuld wordt voorkomen. De schaal waarop in Turbo’s werd belegd is mij niet bekend, maar bedenk u dit: het is mogelijk dat de Turbo, en daarmee het vermaledijde ABN-Amro, de ernst van de kredietcrisis hebben beperkt.

Golden balls

Vorig jaar bespraken we hier de poging van Teleac om het gevangenendilemma (of het prisoners’ dilemma) op televisie te brengen. Dat was, laten we zeggen, geen reclame voor de speltheorie. Giebelende deelnemers en een presentator die er niks van begreep.

Het kán echter wel. Kijk hieronder (of hier op Youtube) naar een spelshow op hetzelfde principe waarbij, en dat is opmerkelijk, de twee “gevangenen” gewoon met elkaar mogen praten. Dat blijkt de dramatiek ernstig te verhogen. Houdt u vast: het fragment is werkelijk schitterend. [Gezien op Cheap Talk.]

De AOW-leeftijd

Vandaag stond ik even te kijken naar Agnes Jongerius en Sweder van Wijnbergen die in discussie waren op de UvA. Het ging over de AOW-leeftijd en beiden waren het erover eens dat die eigenlijk variabel moet zijn. Voor zware beroepen, vond met name de vakbondsbestuurder, moet de pensioenleeftijd dan lager uitvallen.

De discussie ging er vervolgens over of er een systeem bestaat dat bijhoudt wie er lang genoeg in een zwaar beroep heeft gediend om voor de vroege pensionering in aanmerking te komen. En hoe lastig dat juridisch was. En de eindeloze discussies die er gevoerd moesten worden met mensen wiens beroep net niet zwaar genoeg was.

Twee opmerkingen (die ik natuurlijk ter plekke had moeten maken maar die altijd te laat komen). Wie zo’n systeem invoert maakt zware beroepen aantrekkelijker. Dat leidt er onmiddelijk toe dat de (relatieve) beloning voor zware beroepen afneemt. Het is de vraag of stratenmakers wel beter af zijn met een lager loon in ruil voor een eerder pensioen.

Verder valt het op hoe ingewikkeld de wereld wordt als je geen vertrouwen hebt in het vermogen van mensen om dit soort afwegingen zelf te maken. De compensatie voor een zwaar beroep is het loon dat je ervoor krijgt. Als je voorziet dat je in zo’n beroep de 65 (of de 67) niet haalt, dan moet je het niet doen tenzij je er extra voor betaald krijgt. Met dat extra geld overbrug je de jaren voor de AOW. Het financiële vermogen van iemand is het systeem dat bijhoudt hoe hard er in het verleden gewerkt is.

Overigens steunde precies één iemand in het jonge en hoog opgeleide publiek Jongerius’ strijd om de AOW-leeftijd toch op 65 te houden.