Het doorbelasten van reclame

Gemeenten in Nederland heffen steeds vaker belasting over reclame-uitingen op de gevels van winkelpanden. Dat winkeliers daar niet blij mee zijn is duidelijk, maar vandaag waarschuwt de Telegraaf het winkelend publiek op de voorpagina:

De reclamebelasting zorgt volgens de RND voor forse kostenstijgingen. In sommige steden gaat het om 5000 euro per winkel. […] ,,De klant wordt de dupe. Die krijgt de rekening doorbelast.”

Het is mooi om te zien hoe winkeliers zich inspannen voor het belang van hun klanten, maar van deze analyse klopt natuurlijk weinig. Effecten van het invoeren van een reclamebelasting, van groot naar klein, zijn

  1. Minder reclame: Met afstand het grootste effect. De winkelier zal de opbrengst van een bord nu moeten vergelijken met grotere kosten, dat leidt ongetwijfeld tot (veel) minder uitingen. Voor zover reclame een zero-sum effect heeft (het herverdeelt klanten maar genereert geen vraag) is dat winst voor (bijna) iedereen.
  2. Lagere lasten voor burgers: Zolang de gemeentelijke uitgaven niet stijgen betekent een extra bron van gemeentelijke inkomsten dat bijvoorbeeld de OZB omlaag kan.
  3. Minder winst voor ondernemers: Volgens de economische theorie is de optimale prijs van een product recht evenredig met de marginale kosten daarvan. Vaste kosten, zoals de huur van de winkel of vaste belastingen, horen geen invloed te hebben op de prijs. Wel kunnen hogere vaste kosten ervoor zorgen dat sommige bedrijven niet meer winstgevend zijn, waardoor ze moeten sluiten. Alleen in die zin, door het kleiner wordend winkelaanbod, is de burger de dupe van de reclametaks.

Merk op dat onderdeel 3 alleen geldt als reclame niet zero-sum is, dat wil zeggen als reclame ervoor zorgt dat mensen dingen kopen die ze anders niet (elders) gekocht hadden. Al met al geen slecht resultaat voor deze taks. Als excessieve reclame als (negatieve) externaliteit gezien wordt is het een echte Pigou-belasting [eerder].

Oud nieuws

Het is niet eens zo gek lang geleden dat in dit land ieder uur de radionieuwsdienst te horen was, verzorgd door het ANP. Dat bureau verzorgde het nieuws op de radio vanaf 1937. Nou is radio een vluchtig medium, maar een groot deel van die bulletins blijkt nog te bestaan:

Bij een verhuizing in Hilversum in 1993 werd een villa leeggehaald waar ooit de Radionieuwsdienst ANP was gevestigd. In de kelder van dit pand bevond zich een reusachtige hoeveelheid uitgetypte teksten van radionieuwsbulletins.

En in een gebeurtenis die mij gelukkig en trots maakt in deze tijd te leven is nu dat complete archief, doorzoekbaar, opengesteld voor de gewone burger. Kijk hier om direct te zoeken of blader eerst wat rond maar pas op: wie eenmaal begint kan moeilijk stoppen.

Voor economen is er veel te doen. Ik kan me voorstellen dat, gezien het belang van nieuws in de economie, hier een geweldige nieuwe bron van data is opengegaan. Maar ook de economisch toerist kan zijn ogen uitkijken. Ik vond onder meer beursberichten uit 1939, de eerste IMF bijeenkomst in 1946, boerenemigratie in 1948, het begin van de Sterling-crisis in 1976, en de oprichting van het EMS in 1978. En dan het bewijs dat in 70 jaar niet alles verandert: de ANWB dringt er bij de minister op aan de gestegen benzineprijs te compenseren met een lagere accijns. Uit het bulletin van 25 maart 1937.

(De links verwijzen rechtstreeks naar de gescande pagina’s, het verschijnsel permalink moet de KB nog uitvinden)

Marginaal en gemiddeld

In het bericht van Marco hieronder is het verloop van de werkloosheid over de tijd te zien. Merk op dat de werkloosheid niet helemaal naar nul gaat. Er is natuurlijk altijd een gedeelte frictiewerkloosheid, maar er is ook iets anders aan de hand. Stel dat je de (structureel) werklozen sorteert op geschiktheid voor de arbeidsmarkt. De beste zal, bij een kleine toename van de vraag, een baan vinden. Dat is de marginale werkzoekende. Als hij/zij de pool van werklozen verlaat neemt daarbinnen de gemiddelde geschiktheid voor de arbeidsmarkt af. De laatst overgeblevenen zijn het moeilijkst aan een baan te helpen.

Dit principe is zeer bekend in verschillende gedaantes. Managers kennen de 80-20 regel en het laag hangende fruit, economen natuurlijk de afnemende meeropbrengsten en wie te laat komt bij het buffet kan nog slechts salade eten.

Het principe geldt eigenlijk zo gauw er selectie plaatsvindt uit een groep met heterogene kenmerken. Landbouwgrond: eerst wordt de goede grond in gebruik genomen, waardoor het marginale stuk grond van slechtere kwaliteit is dan het gemiddelde. Spelers uit de wachtrij: als er op het schoolplein om en om een speler gekozen wordt neemt de kwaliteit in de rij af. En deze kwam ik vandaag tegen: de groep mensen in de VS die nu nóg rookt heeft een veel grotere fysieke verslaving aan nicotine dan degenen die al gestopt zijn.

Het is belangrijk om dit in gedachten te houden bij het maken van berekeningen. Wie bijvoorbeeld voorziet dat een sector over een paar jaar het dubbele moet produceren, zal een onderschatting maken als hij voorspelt dat er dan twee keer zoveel mensen nodig zijn.

€100.000 garantie

Eerder deze maand werd het gegarandeerde bedrag op Nederlandse rekeningen verhoogd van €20.000 naar €100.000 in een poging het vertrouwen van de clientèle op peil te houden. Immers, als die al haar spaargeld plots opvraagt helpt zij de bank om zeep (zie eerder). Zoals bij alle op vertrouwen en verwachtingen gebaseerde systemen, geldt hier een vreemde logica: hoe hoger het garantiebedrag, hoe kleiner de kans dat het ooit uitgekeerd moet worden. Want stel bijvoorbeeld dat Bos het gegarandeerde bedrag verlaagt naar €1.000, reken dan maar dat iedereen zijn spaargeld boven dat bedrag opneemt. En dus vallen de banken om, die niet op korte termijn aan liquide middelen kunnen komen. En dus moet er uitgekeerd worden en zo leidt de verlaging tot hogere kosten.

Dus wat te denken van de oproep dit weekend van topeconoom* Willem Buiter (eerder) om het garantiebedrag te verlagen? Volgens Buiter geven kleine landen met grote banken veel te hoge garanties af. Met IJsland in het achterhoofd lijkt dat een plausibel verhaal, maar feit is dat een verlaging nou juist een destabiliserend effect heeft, zie hierboven.

Om het risico te beperken is het misschien beter om de omvang van één enkele bank ten opzichte van het garantiestelsel te beperken. Zo kan het hoge bedrag in stand blijven maar neemt het risico voor de staat af. Daar zijn twee manieren voor: kleinere banken of een groter stelsel. Beide zijn denkbaar: de overheid heeft inmiddels bij veel banken een belangrijke vinger in de pap en kan beginnen met het opsplitsen van hele grote banken. Of het garantiestelsel kan op Europees, in plaats van nationaal, niveau worden uitgevoerd. Dat betekent wel dat er ook Europese supervisie moet komen, maar misschien is dit een goed moment om daar eens over te beginnen.

(*) […] beter dan alle Willem Middelkopen, Sweder van Wijnbergens en huisexperts van TROS, EO en SBS samen

Winkeltjes als beschermd stadsgezicht

De SP roept op tot een maximale huurverhoging voor “kleine winkeliers en authentieke zaakjes” om te voorkomen dat zij als de wijk wordt opgeknapt, de tent moeten sluiten. Het idee is dat deze zaken een functie hebben buiten het aan de man brengen goederen en diensten. De vriendelijke glimlach van de winkelier, het authentieke voorkomen van de zaak, het zijn externe effecten waar de wijk baat bij heeft maar waar de winkelier geen geld voor krijgt.

Het idee doet denken aan de (iets grotere) problematiek van de Europese boeren. We zien graag een koe in de wei en een boerenknecht die langzaam met een praam door de vaarten dregt. Maar voor die diensten krijgt de boer niets, en dus verdwijnt de praam en verrijzen grote stallen in het landschap. Wat hieraan te doen?

Het antwoord ligt natuurlijk bij Coase. Bij externe effecten is het efficiënt om een contract te sluiten tussen de betrokken partijen waarbij iedereen krijgt wat hij/zij wil. Dat kan alleen als de eigendomsrechten goed vastliggen.

Voor beide problemen is dat hier het geval. De landschapsconsument ziet zich vertegenwoordigd door de staat, die boeren betaalt om aan landschapsbeheer te doen. Een directe betaling voor een dienst, dat is efficiënter dan het beïnvloeden van bijvoorbeeld de melkprijs zoals Europa jarenlang deed. En ook voor wat betreft de winkeliers kan het best nuttig zijn om de externe effecten contractueel te compenseren door te betalen voor het drijven van een authentieke winkel. Maar om dat te doen door in te grijpen in de huurprijs, dat lijkt een slecht idee. Daarmee wordt namelijk de verhuurder gedupeerd, en die is geen partij bij de externe effecten. Dat heeft weer gevolgen voor de bouw van nieuwe panden en de kansen van toekomstige kleine winkels. Want wie verhuurt nog aan een kleine winkelier als daarmee de toekomstige huur gemaximeerd wordt?

Het is een voorbeeld van zichtbare en onzichtbare kosten: een directe subsidie voor authenticiteit kost geld en het bevriezen van de huur niet, zo lijkt het. Maar wie verder nadenkt ziet dat het verstoren van de markt uiteindelijk tot meer verlies leidt dan een directe betaling. Oude koek, lees het na in Bastiat*. Meer Coase in de praktijk hier.

[*] De link naar Bastiat in deze post werkt niet meer. Alternatieven: Gutenberg, Archive.org. (Dank aan Enno.)

Icesave

We schrijven niet veel over de crisis, hier op eco.nomie.nl. Dat komt met name omdat het verdraaid moeilijk is om iets zinnigs te zeggen over een situatie die in feite is ontstaan omdat er niet voldoende informatie is. Als we wisten welke partijen belegd hebben in papieren die niets waard zijn, dan was de crisis voorbij.

Waar wel iets over te zeggen valt is het geval Icesave. In de pers wordt op dit moment nogal smalend gedaan over spaarders die hun geld he-le-maal naar IJsland hebben gebracht, wie doet er dan ook zoiets stoms, en over de bescherming die zij krijgen van DNB en de overheid. Lees bijvoorbeeld de oude Blokker in NRC\Next:

Wie kan mij uitleggen waarom de regering kleine tobbers die met hun klachten alleen terecht kunnen bij Kassa, in de kou laat staan, maar intussen al bijna IJsland de oorlog had verklaard om rekeninghouders van een dubieuze bank zo veel mogelijk te ontzien?

Blokker maakt een vergelijking met kopers van ondeugdelijke goederen, die ook niet geholpen zouden worden. Dat klopt natuurlijk niet: wie een broodrooster verkoopt die niet roostert is wel degelijk aansprakelijk. Maar meer fundamenteel klopt de vergelijking ook niet. Het stallen van geld bij een bank door particulieren is bijzonder om twee redenen: het is belangrijk voor de economie dat het gebeurt, en het proces is uit de aard der zaak instabiel.

Ad 1: Lees eens dit bericht over sparen in Iran, een land waar de banken niet te vertrouwen zijn. De tips van de schrijver (hou het geld cash, koop een huis) zijn rampzalig voor de economie, omdat er vrijwel geen fondsen beschikbaar zijn voor investeringen. Wie spaart bij een bank, ziet zijn geld met een omweg terechtkomen bij een ondernemer. Als iedereen zijn vermogen thuis houdt, staat de economie stil.

Ad 2: Omdat de banken het gestalde geld weer uitlenen kunnen zij nooit alle tegoeden ineens terugbetalen, als daarom gevraagd wordt. Dat wetende is elk gerucht over een probleem bij een bank een self-fulfilling prophesy. Als iedereen zijn geld haalt, is de bank altijd failliet.

Overheden willen graag dat er bij banken gespaard wordt (zie 1) en doen dus alles om het risico op (2) te beperken. Daarmee hangt de gezondheid van een economie af van het vertrouwen dat spaarders hebben in de garantieregelingen van de overheid. Geen vertrouwen, geen besparingen, geen investeringen. En daarom is het dus goed om dat vertrouwen in stand te houden door het risico op een bank run te verzekeren. Inzake Icesave voeren DNB en de Nederlandse overheid een verstandig beleid.

Paul Krugman

Degenen die een politiek statement verwachten achter de toekenning van de Nobelprijs voor Economie aan Paul Krugman zullen niet hard hoeven zoeken. De columnist van de New York Times die sinds zijn aantreden van leer trok tegen George W. Bush en zijn beleid kreeg als eerste de classificatie shrill, waarmee gedoeld werd op het onbeleefde van zijn aanhoudende commentaar op de president. Kon hij niet ook eens wat aardigs schrijven?

Maar dat Krugman de prijs ook gekregen had zonder zijn columnistenschap staat buiten kijf. Als academisch econoom heeft hij maar liefst drie belangrijke innovaties op zijn naam. De eerste twee vonden plaats in het gebied van de internationale economie. Krugman ontwierp eind jaren tachtig het model van het gedrag van wisselkoersen die in een target zone zitten, een destijds veel voorkomend geval. Onder meer de landen van de huidige EU hielden op die manier hun munten losjes aan elkaar gekoppeld.

De andere innovatie was de handelstheorie op basis van monopolistische concurrentie. Waar de klassieke theorie alle handel verklaart uit comparatieve voordelen was het duidelijk dat dit in de praktijk niet klopte: tussen landen vond veel intra-industriële handel plaats, bijvoorbeeld in auto’s. Franse auto’s gingen naar Duitsland, Duitse naar Frankrijk. Dat kan niet als er alleen op basis van statische productiviteitsvoordelen gehandeld wordt.

De invloed van Krugman op academici was groot. Zo hing op de gang van de afdeling algemene economie van de RuG een serie portretten van klassieke economen, allemaal van voor de tweede wereldoorlog. Daarin dook eind jaren tachtig, niet ver van David Ricardo, ook een foto van Krugman op, uitgeknipt en wat onhandig in een lijst gefrommeld. Een rebellendaad ongetwijfeld op het moment van ophangen, maar met de toekenning van de hoogste economeneer vandaag niet eens zo onlogisch.

Inmiddels begon de academicus Krugman ook boeken voor het grote publiek te schrijven, met name uit frustratie over de lage kwaliteit van het publieke debat. Peddling prosperity en Pop internationalism zijn nog steeds goed leesbare en leuke boeken. Maar het was nog niet voorbij met de ontdekkingen. Krugman bedacht dat hij de theorie van Monopolistische Concurrentie ook kon gebruiken om een oud probleem uit de economie op te lossen, dat van de lokatietheorie. De verklaring van de grootte van steden en de lokaties van industrie als natuurlijke uitkomsten van handel en specialisatie zette hij uiteen in het leuke boekje Geography and Trade, dat leidde tot de geboorte van huidige Economische Geografie. Het Nobelcomité geeft aan dat hij de prijs krijgt “for his analysis of trade patterns and location of economic activity”, de laatste twee innovaties dus.

De modellen van Krugman zijn technisch zeer doortimmerd maar ook nog eens erg relevant. Het is een combinatie die maar weinig voorkomt binnen de economie. Een prima keuze voor de prijs. Al had het comité zich misschien wat meer bewust moeten zijn van de schaarste van dit soort mogelijkheden. Zoals Marco al aangaf was het goed mogelijk geweest deze prijs mede toe te kennen aan Avinash Dixit. Niet voor niets heet het model van monopolistische competitie het Dixit-Stiglitz model, en de laatste van die twee had de prijs al eerder gekregen.

Making money

Tijdens mijn twee weken durende vakantie had ik onder andere dit (antieke) boek over een beurshandelaar uit het begin van 20e eeuw in de koffer. Iedere keer als hij voldoende verdiend heeft gaat de man naar Florida om te vissen, en zonder uitzondering komt er halverwege iemand aan boord met een recente krant. Een blik op de beurspagina is dan voldoende om de vakantie af te breken en in galop terug te gaan naar Wall Street.

Hoewel ik af en toe een twee dagen oude Telegraaf zag liggen ben ik niet in die val getrapt; zoals bekend zijn de meeste academische economen van het type buy-and-hold. Gelukkig maar, want na het beursboek heb ik me nog kunnen bescheuren om het boek Making Money van Terry Pratchett. Eerder aangeraden in de rechterkolom en de moeite meer dan waard. Want welk ander boek heeft als karakter een schuchtere econoom die in de kelder een zeer geavanceerd (en goed werkend) model heeft gemaakt, volledig opgetrokken uit water en glazen buizen? (Nou ja, buiten de Erasmus Universiteit dan). En zo kreeg ik toch nog iets van de kredietcrisis mee. Quote volgt. Lees verder “Making money”

Bloedbad op de beurs

Vorige jaar op prinsjesdag keken we naar het verloop van de AEX terwijl de koningin haar rede uitsprak en concludeerden dat er geen echt nieuws in de toespraak stond. Kijkend naar dat bericht, een jaar later, valt vooral het niveau van de index op. De 524 punten van de derde dindag in 2007 betekenen dat er inmiddels meer dan 27% vanaf is.

En terwijl hij wacht op het volgende slechte bericht uit de financiële wereld kan het gebeuren dat de belegger filosofisch wordt. Waar is het allemaal fout gegaan? Is het systeem verrot? Moeten we wel winsten nastreven, als de boel daarna uit elkaar spat?

Het geruststellende antwoord: natuurlijk. Luister naar dit verhelderende gesprek van vanochtend op de BBC radio waarin twee economen uitleggen dat ondernemen gelijk staat aan risico nemen, en dat het goed is dat banken die teveel risico nemen daarvoor de rekening krijgen. De referentie aan het begin (greed is good) is de beroemde speech van Gordon Gekko [YouTube] uit de film Wall Street. Kijk er nog eens naar en dan, hup, kopen die aandelen. Zo goedkoop ziet u ze nooit weer.

Belgische splitsing

Wat zijn de economische effecten van het splitsen van België? Dat is een lastige vraag, die zich moeilijk laat beantwoorden in een opstel van, zeg, elf kantjes met een groot lettertype.

Wat niet wegneemt dat er Belgen zijn die het proberen. Lees bijvoorbeeld dit stuk [pdf] van Rudy Aernoudt, die er gisteren de krant mee haalde. Hij plakt bedragen op de belangrijkste kostenposten van een mogelijke splitsing.

De schokkende conclusie is dat zelfs de Vlamingen er bij een splitsing bij inschieten, en wel met €1,25 miljard per jaar. Want hoewel er geen geld meer naar Wallonië moet, zijn er wel degelijk kosten aan de scheiding. Aernoudt voert er maar twee op: een minder efficiënt ambtenarenapparaat (de Belgische ambtenaar wordt vervangen door een Waalse én een Vlaamse) en de schade door het verdwijnen van het merk België.

Dat laatste is opmerkelijk, want gebaseerd op een flinterdun rapport dat wij hier reeds naar de prullenbak verwezen. De €1,75 miljard die het verlies van het merk zou kosten is bovendien niet nodig: waarom Vlaanderen niet België genoemd en Wallonie Belgique?

Ernstiger is dat belangrijke elementen in de uitruil niet op de bon staan. Economen zien de grootte van een land als een afweging tussen schaalopbrengsten en homogeniteit. Die schaalopbrengsten zitten gedeeltelijk in het ambtenarenapparaat, maar ook in productiemogelijkheden en handel. Het is een bekend resultaat dat als de handel vrijer wordt en het verkeer van geld en personen ook, landen gemiddeld kleiner worden. De uitruil verandert dan omdat schaalopbrengsten minder opleveren. Maar EU of niet, elke extra grens beperkt de handel nog steeds enorm. De verminderde handel en productie zijn dan ook de voornaamste verwachte kostenpost voor Vlaanderen. Die zou je eigenlijk niet over het hoofd moeten zien.